Spannen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Dit werkwoord kan zowel fysieke als mentale spanning aangeven.
Infinitief
Ik wil een nieuwe lijn spannen voor het project.
Tegenwoordig deelwoord
De film die we kijken is spannend.
Dat is een spannende wedstrijd.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik span de touw goed voor de klus.
jij / je
Jij spant het zeil voordat we gaan zeilen.
u
U spant de spieren als u sport.
hij
Hij spant de aandacht van het publiek.
zij / ze
Zij spant altijd de beste resultaten.
het
Het spant de aandacht van de kinderen.
wij / we
Wij spannen samen een net voor het spel.
jullie
Jullie spannen het touw te hard.
Verleden tijd
ik
Ik spande het zeil voordat de storm begon.
jij / je
Jij spande veel tijd in dat project.
u
U spande de spieren te veel tijdens het sporten.
hij
Hij spande zijn geld in investeringen.
zij / ze
Zij spanden hun krachten om het doel te bereiken.
wij / we
Wij spanden ons in om de wedstrijd te winnen.
jullie
Jullie spanden de tijd goed in de vergadering.
het
Het spande veel aandacht voor deze zaak.
Voltooid deelwoord
Ik ben gespannen voor de examen.
Aanvoegende wijs
Als je dit kunt, spanne je meer dan ooit.
Gebiedende wijs
Span de touw stevig aan.
Spant de lijnen voordat de wedstrijd begint.