Spelen

Verb

Auxiliary Verb

hebben

werkwoord

Het werkwoord 'spelen' betekent zich bezighouden met een activiteit of spel.

Infinitief

Tegenwoordige tijd

  • ik

  • jij / je

  • u

  • hij, zij / ze, het

  • wij / we

  • jullie

Verleden tijd

  • ik

  • jij / je

  • u

  • hij, zij / ze, het

  • wij / we

  • jullie

  • zij / ze

Voltooid deelwoord

Tegenwoordig deelwoord

Aanvoegende wijs

Gebiedende wijs

Examples

  • Hij houdt ervan om buiten te spelen met zijn vriend.

    tegenwoordige tijd, indicatief

  • Als kind speelde ik vaak in de tuin.

    verleden tijd, indicatief

  • Het huiswerk is gedaan, laten we gaan spelen!

    gebiedende wijs, imperatief