Spoken

ik

Ik spook vaak in het donker.

jij / je

Jij spookt in dat oude huis.

u

U spookt met een griezelverhaal.

hij

Hij spookt bij de school na sluitingstijd.

zij / ze

Zij spookt graag in horrorfilms.

het

Het spookt in dit kasteel.

wij / we

Wij spoken altijd samen met vrienden.

jullie

Jullie spookt in het spookhuis.

ik

Ik spookte daar vorig jaar.

jij / je

Jij spookte met je vrienden op Halloween.

u

U spookte hard tijdens het verhaal.

hij

Hij spookte een uur in de tuin.

zij / ze

Zij spookte in het oude ziekenhuis.

het

Het spookte daar vroeger veel.

wij / we

Wij spookten de hele nacht.

jullie

Jullie spookten samen met ons in de film.

Wij hebben al geespookt in dat huis.

Zij was spokend toen ik binnenkwam.

De spokende geest was herkenbaar.

Als ik maar spoke, kan ik alles verhelpen.

Spook als een echte geest!

Spookt in je eigen stijl!