Steken
VerbAuxiliary Verb
hebben
regelmatig werkwoord
Het werkwoord 'steken' kan zowel letterlijk als figuurlijk worden gebruikt.
Infinitief
Ik wil graag leren hoe ik moet steken.
Tegenwoordig deelwoord
De bloemen staan daar stekend in de vaas.
Hij zag een stekende beweging in het donker.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik steek het papier in de envelop.
jij / je
Jij steekt de kaars aan.
u
U steekt de vlag op.
hij
Hij steekt zijn hand op om te vragen.
zij / ze
Zij steekt de straat over.
het
Het steek gaat moeilijk als de batterij leeg is.
wij / we
Wij steken samen de barbecue aan.
jullie
Jullie steken de lichten aan voor de feestdagen.
Verleden tijd
ik
Ik stak de hand op in de klas.
jij / je
Jij stak het boek in de kast.
u
U stak de gele vlag uit.
hij
Hij stak zijn hand in de lucht.
zij / ze
Zij stak de brief op de post.
het
Het stak zijn potlood naar de leraar.
wij / we
Wij staken uren in het project.
jullie
Jullie staken het vuur aan in de open haard.
Zij staken hun handen uit in het water.
Voltooid deelwoord
Ik heb de steek in mijn hand gedaan.
Gebiedende wijs
Steek de kaars aan voordat het donker wordt.
Steekt de lichten aan voor de gasten.
Aanvoegende wijs
Moge hij niet te veel steken.