Uitkomen
VerbInfinitief
Het is belangrijk om goed uit te komen in een gesprek.
Tegenwoordig deelwoord
De uitkomende film is spannend!
Het uitkomende boek heeft veel aandacht getrokken.
Tegenwoordig deelwoord
ik
Ik kom uit Nederland.
jij / je
Jij komt uit België.
u
U komt uit Frankrijk.
hij, zij / ze
Hij komt uit Duitsland.
het
Het komt uit de lucht.
wij / we
Wij komen uit Azië.
jullie
Jullie komen uit Europa.
Verleden tijd
ik
Ik kwam uit de winkel.
jij / je
Jij kwam uit het klaslokaal.
u
U kwam uit de bibliotheek.
hij, zij / ze
Hij kwam uit de bus.
het
Het kwam uit de fabriek.
wij / we
Wij kwamen uit het restaurant.
jullie
Jullie kwamen uit een vergadering.
Voltooid deelwoord
Ze is al uitgekomen met haar idee.
Aanvoegende wijs
ik
Ik hoop dat ik naar je toe kome uit de stad.
jij / je
Als je rustig blijft, hoop ik dat jij uitkome uit deze situatie.
Gebiedende wijs
jij / je
Kom uit je schulp en praat met ons!
u
Komt u uit de kamer.