Vlinderen
Verbde activiteit van het fladderen van een vlinder
(een vlinder fladdert van bloem naar bloem)
De vlinders beginnen te vlinderen wanneer het voorjaar aanbreekt.
Ze zag de vlinders vlinderen in de zon, wat een prachtig gezicht!
- Simple
De vlinder fladdert sierlijk van bloem naar bloem.
- Present Tense
Ik zie de vlinder fladderen in de lucht.
- Interrogative
Waar fladdert de vlinder nu naartoe?
- Compound
De vlinder fladdert naar de bloesem, en de bij volgt hem.
- Past Tense
Gisteren fladderde de vlinder naar mijn tuin.
- Declarative
De vlinder fladdert vrolijk in de zon.
- Context & Scenario
In de lente fladderen de vlinders overal om me heen.
- Complex
Als de zon schijnt, fladdert de vlinder rond in de prachtige tuin.
- Future Tense
Morgen zal de vlinder weer fladderen tussen de bloemen.
- Imperative
Fladder rond in de tuin om de vlinders te zien!
zich onrustig of vrolijk bewegen
(iemand vlindert in het park)
Kinderen vlinderen tussen de bloemen terwijl ze spelen.
Hij vlinderde vrolijk over het gras tijdens een picknick.
- Simple
De vlinders bewegen onnauwkeurig tussen de bloesems.
- Complex
De kinderen, die in het park spelen, bewegen onnauwkeurig van de ene bloem naar de andere.
- Past Tense
Gisteren vlinderde hij tussen de bomen in het park.
- Interrogative
Bewegen de vogels onnauwkeurig van tak naar tak?
- Present Tense
Ze bewegen zich vrolijk door het park.
- Declarative
De baby beweegt zich onrustig in de kinderwagen.
- Imperative
Beweeg je rustig door het park!
- Compound
Ze vlinderen in het park, maar ze zijn ook blij.
- Future Tense
Morgen zullen we ons opnieuw onnauwkeurig bewegen in de tuin.
- Context & Scenario
Tijdens het spelen met haar vriendinnen, vlindert ze vrolijk van de ene plek naar de andere.