Vorderen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het werkwoord 'vorderen' betekent vooruitgang boeken in iets, zoals leren of ontwikkelen.
Infinitief
Ik wil mijn kennis vorderen.
Tegenwoordig deelwoord
De leerling is vorderend in zijn studie.
De vorderende projecten zijn veelbelovend.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik vorder snel met mijn werk.
jij / je, u
Jij vordert langzaam, maar gestaag.
wij / we, jullie, zij / ze
Wij vorderen samen met het project.
Verleden tijd
ik
Ik vorderde langzaam tijdens de cursus.
wij / we, jullie, zij / ze
Zij vorderden goed in hun ontwikkeling.
Voltooid deelwoord
Hij heeft gevorderd in zijn studie.
Aanvoegende wijs
ik
Als ik maar vordere in mijn examens.
Gebiedende wijs
Vorder sneller met je taak!
Vordert nu en laat ons weten!