Werken
VerbAuxiliary Verb
hebben
De infinitief van het werkwoord 'werken' is 'werken'. Het wordt gebruikt om arbeid of inspanning uit te drukken.
Het verschil tussen 'werkte' en 'wrocht' ligt in de gebruikscontext en stijl; 'wrocht' is archaïsch en wordt gebruikt in formele of literaire contexten.
Infinitief
Wij willen samen werken aan dit project.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik werk elke dag van 9 tot 5.
jij / je, u
Jij werkt hard voor je examens.
hij, zij / ze, het
Hij werkt vandaag niet, want hij is ziek.
wij / we, jullie, zij / ze
Zij werken vaak samen aan projecten.
Verleden tijd
ik, jij / je, u, hij, zij / ze, het
Ik werkte gisteren tot laat in de avond.
ik, jij / je, u, hij, zij / ze, het
Hij wrocht lang aan dit beeldhouwwerk.
wij / we, jullie, zij / ze
Wij werkten samen aan het schoolproject.
wij / we, jullie, zij / ze
Zij wrochten aan het monumentale gebouw.
Voltooid deelwoord
Ik heb gisteren meer dan acht uur gewerkt.
Het kunstwerk is zorgvuldig gewrocht.
Tegenwoordig deelwoord
Werkend aan zijn thesis, verloor hij de tijd uit het oog.
De werkende mensen zijn buiten aan het lunchen.
Gebiedende wijs
Werk harder als je wilt slagen!
Werkt snel en efficiënt!
Aanvoegende wijs
Dat hij sterker werke dan ooit tevoren!
Examples
Ik werk in de IT-sector.
present, indicative
Hij heeft hard gewerkt aan het rapport.
perfect, indicative