Willen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
De nuances van 'willen' zijn afhankelijk van de context, zoals wens, behoefte of verzoek.
Infinitief
Ik wil graag naar de film.
Tegenwoordig deelwoord
Zij is willend om te helpen.
De willende groep maakte plannen.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik wil een kop koffie.
jij / je, u
Wil jij met mij komen?
hij, zij / ze, het
Hij wil graag vakantie.
wij / we, jullie
Wij willen samen werken.
Verleden tijd
ik
Ik wilde vroeger altijd astronaut worden.
jij / je, u
Jij wilde er niet over praten.
hij, zij / ze, het
Zij wilde naar het feestje.
wij / we, jullie
Wij wilden de beste uitkomst.
ik
Ik wou dat ik meer tijd had.
wij / we
Wij wouden de stad verkennen.
Voltooid deelwoord
Dat was een gewild resultaat.
Aanvoegende wijs
Dat hij maar wille wat hij wil.
Gebiedende wijs
jij / je
Wil, en je krijgt het!
jullie
Wilt u alstublieft wachten?