Wonen
Verbeen vaste plek hebben waar je leeft
(iemand woont in een huis of stad)
Ik woon in een gezellig appartement in de stad.
Zij wonen al tien jaar in dat huis aan het strand.
- Compound
Ik leef in een klein dorpje op het platteland, maar ik werk in de stad.
- Present Tense
Ik leef momenteel in een drukke wijk in Rotterdam.
- Declarative
Wij leven in een comfortabel huis in Amsterdam.
- Present Tense
Elke dag leef ik tevreden in mijn huis met mijn familie.
- Synonym
Ik leef met plezier in deze rustige straat.
- Complex
Hoewel ik in een bruisende stad leef, houd ik van de rust van het platteland tijdens weekenden.
- Future Tense
Ik zal in een groter huis leven als ik meer geld heb gespaard.
- Imperative
Leef niet meer in een chaotisch huis, ruim het op!
- Future Tense
Binnenkort zal ik in een rustiger buurt leven.
- Idiomatic
In dit huis leef ik als een koning.
- Simple
Ik leef in een klein dorpje op het platteland.
- Past Tense
Ik leefde vroeger in een ander land.
- Interrogative
Waarom leef jij in zo'n afgelegen gebied?
- Past Tense
Toen ik naar het buitenland verhuisde, leefde ik in een studentenhuis.
- Related Word
Ik verblijf in een klein appartement aan de grachten.
verblijven of gevestigd zijn op een bepaalde plek
(iemand woont in een stad of land)
Ik woon al mijn hele leven in Amsterdam.
Zij wonen sinds kort in een nieuw huis.
- Simple
Ik verblijf momenteel in Utrecht.
- Past Tense
Ik verbleef vorig jaar in Brussel.
- Declarative
Hij verblijft in die stad voor zijn werk.
- Interrogative
Voor zijn werk verblijft hij meestal in grote steden.
- Related Word
Zijn kantoor is gevestigd in het hart van de stad.
- Compound
Ik verblijf in Utrecht, maar ik werk in Den Haag.
- Present Tense
Ik verblijf in Rotterdam voor mijn studie.
- Future Tense
Ik zal volgend jaar in Groningen verblijven.
- Imperative
Blijf voorlopig in de stad!
- Synonym
Ik bewoon een mooi appartement aan de gracht.
- Complex
Omdat de universiteit in Utrecht is, verblijf ik daar tijdelijk.
- Interrogative
Verblijf je altijd in dezelfde stad?
- Interrogative
Tijdens de vakantie verblijf ik in Den Haag.
- Interrogative
Ze verblijven samen tijdens de conferentie in Amsterdam.
- Interrogative
We blijven in de stad en zien wel waar het schip strandt.
aanwezig zijn tijdens een gebeurtenis of onderneming
(iemand woont een vergadering bij)
Ze woont morgen de les bij als observer.
Ik heb die concerten al eerder bijgewoond.
- Simple
Mijn zus woont de ceremonie bij.
in een huis leven
(iemand bewoont een huis of appartement)
Wij wonen nu in een appartement aan zee.
Hij woont alleen in dat grote huis.
- Complex
Hoewel ze een klein budget hadden, bewoonden ze een appartement in het centrum van de stad.
- Future Tense
Volgend jaar zal hij een huis in Utrecht bewonen.
- Interrogative
Bewonen jullie dat luxe appartement?
- Related Word
In ons werk bespreken we hoe we het gebouw zullen bewonen.
- Synonym
De woning die zij bewonen is heel ruim.
- Compound
Zij bewonen een mooi appartement en genieten van het uitzicht.
- Present Tense
Ik bewoon een kleine woning.
- Declarative
Wij bewonen een gezellig huisje.
- Related Word
Ik bewoon een huis dichtbij een supermarkt.
- Synonym
Ze betrekken een appartement in het centrum.
- Idiomatic
Dat huis is niet zomaar een gebouw; het is echt een thuis.
- Simple
Zij bewonen een mooi appartement.
- Past Tense
Vorig jaar bewoonden zij een huis in Amsterdam.
- Imperative
Bewoon een huis dat bij je past!
- Related Word
In het buurtcafé praten we over de huizen die we willen bewonen.
- Synonym
Het appartement waarin ze wonen is heel groot.
tijdelijk verblijven op een plek
(iemand woont tijdelijk ergens)
Tijdens de verbouwing wonen we bij mijn ouders.
Zij hebben daar gewoond voordat ze verhuisden.
- Complex
Hoewel ze tijdelijk bij vrienden wonen, zoeken ze actief naar een permanente oplossing.
- Present Tense
Momenteel verblijven we tijdelijk bij vrienden.
- Declarative
We blijven tijdelijk in een klein appartement.
- Context & Scenario
Tijdens de renovatie van ons huis verblijven we tijdelijk in een hotel.
- Compound
Ze zijn hier tijdelijk, maar ze hopen snel een eigen plek te vinden.
- Future Tense
Volgende maand zullen we tijdelijk bij haar zus intrekken.
- Interrogative
Kunnen we tijdelijk bij jou blijven tot we een nieuwe woning vinden?
- Context & Scenario
Voor zijn stage moest hij tijdelijk in Groningen wonen.
- Related Word
Ze zijn tijdelijk ondergebracht in een nabijgelegen hotel.
- Simple
We logeren tijdelijk in een vakantiehuis.
- Past Tense
Vorig jaar moeten we tijdelijk in een pension wonen gedurende de zomermaanden.
- Imperative
Blijf tijdelijk bij ons als je dat wilt.
- Context & Scenario
Terwijl hun appartement werd gerenoveerd, moesten ze tijdelijk bij vrienden overnachten.
- Synonym
We zijn tijdelijk verhuisd naar een andere stad.
- Idiomatic
We houden het huis als ons tijdelijk toevluchtsoord.