Zegelen

Verb
1
Compound
Simple
Complex
Present Tense
Future Tense
Past Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Context & Scenario
Vibrante zomerse afbeelding van een zeilboot die over een kalm meer glijdt onder een helderblauwe lucht met witte wolken.
Zomerse Zeilboot op Kalm Meer
Vibrante zomerse afbeelding van een zeilboot die over een kalm meer glijdt onder een helderblauwe lucht met witte wolken.
2
Compound
Complex
Simple
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Idiomatic
Future Tense
Interrogative
Context & Scenario
Synonym
Past Tense
Imperative
Context & Scenario
Related Word
Een zeilboot vaart snel over een donkere, woelige zee met wapperende zeilen, omgeven door dreigende stormachtige wolken.
Zeilboot Op Donkere Zee In Beweging
Een zeilboot vaart snel over een donkere, woelige zee met wapperende zeilen, omgeven door dreigende stormachtige wolken.
3
Simple
Past Tense
Imperative
Synonym
Complex
Present Tense
Interrogative
Context & Scenario
Related Word
Compound
Future Tense
Declarative
Context & Scenario
Context & Scenario
Idiomatic
Een luchtig en cartoonachtig tafereel van een zeilschip dat een drukke haven binnenvaart bij zonsondergang, met een blije kapitein en kleurrijke gebouwen.
Zeilschip in haven bij zonsondergang - Leren over aanleggen
Een luchtig en cartoonachtig tafereel van een zeilschip dat een drukke haven binnenvaart bij zonsondergang, met een blije kapitein en kleurrijke gebouwen.