Zegelen
Verbmet een zeilboot varen
(iemand zegelt op het water)
We gaan dit weekend zegelen op het meer.
Hij houdt van zegelen in de zomer, vooral in de zon.
- Compound
Ik vaar met mijn broer, en we genieten van het mooie weer.
- Simple
Ik vaar vandaag met een zeilboot.
- Complex
Hoewel het water rustig is, varen we heel voorzichtig met de zeilboot.
- Present Tense
We zeilen nu op het water.
- Future Tense
Volgend jaar gaan we meer zeilen.
- Past Tense
Vorige week hebben we met een zeilboot gevaren.
- Declarative
De zeilboot is snel en licht.
- Interrogative
Zullen we vanmiddag met de zeilboot varen?
- Imperative
Vaar voorzichtig met de zeilboot!
- Context & Scenario
Na school ga ik met vrienden zeilen.
zeilen of een zeil gebruiken om voort te bewegen
(de zeilen hebben de boot in beweging gebracht)
Tijdens de race zegelden ze met volle zeilen.
Zegelen kan erg ontspannend zijn voor de hobbyist.
- Compound
De zeilen zijn opgebonden, maar we kunnen later zeilen vastmaken en vertrekken.
- Complex
Als de zeilen goed zijn afgesteld, zal de boot sneller kunnen zeilen.
- Simple
De zeilen in de wind vangen is essentieel voor een goede snelheid.
- Present Tense
Wij zeilen vaak in de zomervakantie.
- Declarative
Hij zeilt altijd zelfverzekerd over de golven.
- Context & Scenario
We moeten tijdens de les leren hoe we de zeilen moeten bedienen.
- Idiomatic
Ze heeft met haar boot de zeilen opgehesen, en ze is weg als de wind.
- Future Tense
Morgen zullen we zeilen als het weer goed is.
- Interrogative
Zeilen jullie vandaag op het meer?
- Context & Scenario
Na het werk gaan we zeilen met vrienden.
- Synonym
Met de zeilen van de oude boot ben ik geen onbekende.
- Past Tense
Gisteren zeilden we de hele middag op het meer.
- Imperative
Zeil met ons mee naar het verre eiland!
- Context & Scenario
Tijdens het feest zeilden we met de boot en maakten plezier op het water.
- Related Word
Het zeilen vereist goede kennis van de wind- en watersituaties.
onder zeil gaan of aanleggen met een zeilschip
(de boot komt in de haven aan)
De kapitein zei dat we nu gaan zegelen naar de haven.
Na een hele dag zegelen, komen we eindelijk aan bij de kust.
- Simple
We leggen de boot aan bij de steiger.
- Past Tense
Gisteren heb ik de boot in de jachthaven aangelegd.
- Imperative
Leg de boot aan bij de kade!
- Synonym
De botenlegger vertelt hoe belangrijk het is om de zeilboot goed aan te leggen.
- Complex
Als we de haven bereiken, moeten we de boot aanleggen.
- Present Tense
Ik leg vandaag de zeilboot aan in de haven.
- Interrogative
Leg jij de boot aan of moet ik dat doen?
- Context & Scenario
Tijdens de zeilopleiding leren we hoe we een schip moeten aanleggen.
- Related Word
Met de aanleg van de zeilboot aan de kade, genieten we van een prachtig uitzicht.
- Compound
We leggen de boot aan en maken alles klaar voor het vertrek.
- Future Tense
Morgen zal ik de zeilboot aanleggen als het weer het toelaat.
- Declarative
De kapitein legt de boot aan.
- Context & Scenario
Na een lange reis legden we voorzichtig de boot aan.
- Context & Scenario
Tijdens de barbecue op het dak, praatten we over hoe iedereen zijn boot aanlegt.
- Idiomatic
Na een lange dag op het water, leggen we de zeilboot aan en maken ons klaar voor een avondje aan land.