Zien
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het werkwoord 'zien' heeft verschillende betekenissen, afhankelijk van de context. Het kan ook figuurlijk worden gebruikt, zoals in 'ik zie het nu in', wat betekent dat je iets begrijpt.
Voltooid deelwoord
ik, jij / je, u, hij, zij / ze, het, wij / we, jullie
Ik heb de film gezien.
Verleden tijd
ik
Ik zag de zon opkomen.
jij / je, u, hij
Hij zag een mooie vogel.
zij / ze, het
Zij zag de kinderen spelen.
wij / we, jullie
Wij zagen de bergen in de verte.
Tegenwoordig deelwoord
ik, jij / je, u, hij, zij / ze, het, wij / we, jullie
Ik ben aan het zien wat er gebeurt.
ik, jij / je, u, hij, zij / ze, het, wij / we, jullie
Zij was ziende in de lucht.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik zie de sterren in de lucht.
jij / je, u
U ziet het probleem duidelijk.
hij, zij / ze, het
Hij ziet zijn vrienden morgen.
wij / we, jullie
Wij zien de kansen die voor ons liggen.
Gebiedende wijs
Zie de kaart voor meer informatie.
Ziet u het verschil?
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat je het ziet voor wat het is.
Infinitief
Om te kunnen leren, moet je goed kunnen zien.