Zinnen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het werkwoord 'zinnen' betekent vaak iets in verband met het creëren of vormen van ideeën.
Infinitief
Ik wil graag zinnen maken.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik zin in het spel.
jij / je, u
Jij zint op een oplossing.
hij, zij / ze, het
Hij zint over de toekomst.
wij / we, jullie, zij / ze
Wij zinnen samen aan een verhaal.
Verleden tijd
ik
Ik zinde over mijn plannen.
jij / je, u
Jij zinde over je keuze.
hij, zij / ze, het
Zij zinde op een manier om het probleem op te lossen.
wij / we, jullie, zij / ze
Wij zinden samen een tijd terug.
Voltooid deelwoord
Hij is altijd gezind om te helpen.
Tegenwoordig deelwoord
Zij is zinnend aan de volgende stap.
De zinnende creatieve geest is belangrijk.
Aanvoegende wijs
Moge je gelukkig zijn, zinne je op de juiste weg.
Gebiedende wijs
Zin in je werk.
Zint op nieuwe ideeën.