Zoeken
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
De actie van zoeken kan zowel fysiek als abstract zijn, zoals het zoeken naar antwoorden of oplossingen.
Infinitief
Ik wil iets zoeken.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik zoek naar mijn sleutels.
jij / je
Jij zoekt een goede plek om te studeren.
u
U zoekt een boek in de bibliotheek.
hij
Hij zoekt naar werk.
zij / ze
Zij zoekt de juiste antwoorden.
het
Het zoekt een manier om te verbeteren.
wij / we
Wij zoeken samen naar een oplossing.
jullie
Jullie zoeken het juiste pad.
Verleden tijd
ik
Ik zocht naar iets belangrijks gisteren.
jij / je
Jij zocht overal naar je telefoon.
u
U zocht naar informatie.
hij
Hij zocht het juiste antwoord en vond het.
zij / ze
Zij zocht wekenlang naar die foto.
het
Het zocht naar aansluiting.
wij / we
Wij zochten naar een betere plek.
jullie
Jullie zochten samen naar een oplossing.
zij / ze
Zij zochten naar aanwijzingen.
Voltooid deelwoord
Ik heb de hele dag gezocht, maar ik heb het nog steeds niet gevonden.
Tegenwoordig deelwoord
Ik loop zoekend door de stad.
De zoekende mens ontdekt nieuwe dingen.
Gebiedende wijs
Zoek je boeken, alsjeblieft!
Zoekt u de informatie, alstublieft!
Aanvoegende wijs
Als hij zoeke naar geluk, dan vindt hij het misschien.
Examples
Ik zoek een nieuwe hobby.
tegenwoordige tijd, indicatief
Gisteren zocht ik naar mijn bril.
verleden tijd, indicatief
Dat boek is al eens gezocht door de studenten.
voltooid deelwoord, indicatief