Zolderen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Geen specifieke nuances; gebruikt voor het opruimen of organiseren van ruimte op de zolder.
Infinitief
Ik heb besloten om te zolderen en mijn spullen op te ruimen.
Tegenwoordig deelwoord
Ze is bezig met zolderend opruimen.
De zolderende mensen zijn druk aan het werk.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik zolder elke zaterdag om mijn oude spullen uit te zoeken.
jij / je
Jij zoldert vaak om meer ruimte te maken.
u
U zoldert elk jaar voor de verhuizing.
hij
Hij zoldert zijn oude boeken uit.
zij / ze
Zij zoldert vandaag haar kinderkamer.
wij / we
Wij zolderen samen het huis op.
jullie
Jullie zolderen niet vaak genoeg!
Verleden tijd
ik
Ik zolderde gisteren al mijn kerstspullen.
jij / je
Jij zolderde onlangs je oude speelgoed.
u
U zolderde gisteren al uw documenten.
hij
Hij zolderde de hele week door.
zij / ze
Zij zolderde vorige maand haar kamer.
wij / we
Wij zolderden samen het huis afgelopen zomer.
jullie
Jullie zolderden veel tijdens de lockdown.
Voltooid deelwoord
Ik heb de zolder al gezolderd.
Gebiedende wijs
jij / je
Zolder je boeken uit, alsjeblieft.
jullie
Zoldert deze spullen weg!
Aanvoegende wijs
Als hij maar zoldere sneller dan zijn vriend.