Zouten
Verbde smaakversterker of conserveermiddel zout aan iets toevoegen
(een gerecht wordt gezouten)
Hij heeft het vlees goed gezouten voor de barbecue.
Zij zouten de vissen om ze langer te bewaren.
- Simple
Ik heb de soep gezoet met zout.
- Present Tense
Zij maken de saus vandaag met veel zout.
- Declarative
Zout is essentieel bij het koken.
- Context & Scenario
We leren in de klas over het gebruik van zout in verschillende gerechten.
- Related Word
De kruiden die hij gebruikte, en vooral het zout, maakten het gerecht geweldig.
- Compound
Ik voeg zout toe aan de pasta, en dan kook ik het verder.
- Past Tense
Hij voegde te veel zout toe aan de salade gisteren.
- Interrogative
Voeg je zout toe aan de groenten?
- Context & Scenario
Tijdens het diner zoute gerechten ontvangen wij vaak complimenten.
- Idiomatic
Dat gerecht heeft wat zout nodig, anders is het geen feestmaal.
- Complex
Wanneer ik een gerecht klaarmaak, voeg ik altijd zout toe om de smaak te versterken.
- Future Tense
Ik zal wat zout aan de aardappelen toevoegen.
- Imperative
Zout de vis voor het best resultaat!
- Context & Scenario
Ik voeg zout toe wanneer ik kook, omdat het de smaken verbetert.
- Synonym
De chef-kok, die een expert is, heeft het gerecht met zout gekruid.
zout (een substantie) maken of bereiden
(zout uit water of mineralen winnen)
In Nederland wordt vaak zeezout gezouten aan de kust.
De fabriek zout de producten voor verzending.
- Complex
Het proces, dat nodig is om zout uit de zee te maken, is fascinerend.
- Past Tense
Gisteren maakte ik zout uit de bron.
- Declarative
Wij maken zout voor de winterse keuken.
- Context & Scenario
We gebruiken zout om onze maaltijden op smaak te brengen.
- Compound
Ik maak zout uit zeewater, maar het duurt een lange tijd.
- Present Tense
Zij maken vaak zout van mineralen.
- Interrogative
Maak je ook zout uit zeewater?
- Simple
Ik maak zout uit zeewater.
- Future Tense
Volgend jaar zal de fabriek meer zout maken dan ooit.
- Imperative
Maak zout voor de inmaak!
iemand of iets beledigen of kwetsen, figuurlijke betekenis
(iemand zouten met vervelende woorden)
Hij zouten de discussie met negatieve opmerkingen.
Zij zouten zijn plannen door constant kritiek te geven.
- Simple
Je beledigt me met die opmerkingen.
- Past Tense
Gisteren beledigde hij zijn vrienden tijdens het spel.
- Interrogative
Beledig je me met die opmerking?
- Context & Scenario
Tijdens het feest beledigde zij per ongeluk een gast.
- Idiomatic
Wat je zegt, raakt een gevoelige snaar; let op hoe je beledigt.
- Complex
Als je zo blijft praten, beledig je ons allemaal.
- Future Tense
Morgen zal zij niemand beledigen tijdens de presentatie.
- Imperative
Beledig anderen niet, dat is ongepast!
- Context & Scenario
Op school beledigt hij vaak zijn klasgenoten met grapjes.
- Compound
Hij beledigt haar, maar zij blijft kalm.
- Present Tense
Ze beledigt vaak mensen zonder het te beseffen.
- Declarative
Hij beledigt geen enkele criticus.
- Context & Scenario
In mijn werk moet ik ervoor zorgen dat ik niemand beledig.
- Related Word
Het is belangrijk om niemand te kwetsen met je woorden.
- Synonym
De jongen voelt zich beledigd wanneer anderen lachen.