Zuur

Adjective

Attributive Forms

💡Als je zegt 'de zure appel' of 'een zure citroen', gebruik je 'zure' vóór het zelfstandig naamwoord.

With Definite Article
de zure appel
"De zure appel is niet lekker."
With Indefinite Article
een zure appel
"Ik eet een zure appel."
Without Article
zure
"Zure citroenen zijn heerlijk in water."

Predicative Form

💡Na 'zijn' of 'worden' gebruik je altijd 'zuur': De limoen is zuur.

zuur
"De citroen is zuur."

Comparative

💡Als je vergelijkt, gebruik je 'zuurder': Deze is zuurder dan die.

Base Form
zuurder
"Deze appel is zuurder dan die."
With "dan"
zuurdere
"Ik vind zure snoepjes zuurdere dan zoete."

Superlative

💡Om het hoogst te zeggen, gebruik je 'zuurst': Dit drankje is het zuurste.

Attributive
zuurst
"Dit is de zuurste limonade die ik ooit heb geproefd."
Predicative
zuurste
"Deze citroen is de zuurste van allemaal."