Afspreken

Verb
1
Simple
Present Tense
Interrogative
Context & Scenario
Context & Scenario
Compound
Complex
Past Tense
Future Tense
Declarative
Imperative
Twee vrienden ontmoeten elkaar in een charmant café met vintage meubels en een bloeiende patio, één met een horloge en de ander die zwaait.
Vrienden ontmoeten elkaar in charmant café
Twee vrienden ontmoeten elkaar in een charmant café met vintage meubels en een bloeiende patio, één met een horloge en de ander die zwaait.
2
Simple
Compound
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Complex
Past Tense
Future Tense
Imperative
Interrogative
Een levendige en humoristische scène van mensen in een traditionele Nederlandse vergaderkamer die teleurgesteld en gefrustreerd zijn omdat de afgesproken persoon niet is gekomen.
Verlies van een Afspraken Nederlandse Culturele Scène
Een levendige en humoristische scène van mensen in een traditionele Nederlandse vergaderkamer die teleurgesteld en gefrustreerd zijn omdat de afgesproken persoon niet is gekomen.
3
Complex
Simple
Present Tense
Future Tense
Declarative
Context & Scenario
Imperative
Compound
Past Tense
Interrogative
Twee vrienden aan een houten tafel in een sfeervol verlichte kamer, verdiept in een gesprek over hun plannen.
Vrienden plannen samen activiteiten aan een elegante houten tafel
Twee vrienden aan een houten tafel in een sfeervol verlichte kamer, verdiept in een gesprek over hun plannen.