Afspreken

Verb

Auxiliary Verb

hebben

werkwoord

Het werkwoord 'afspreken' betekent het maken van afspraken met iemand.

Infinitief

Tegenwoordig deelwoord

  • ik, jij / je, hij, zij / ze, het, wij / we, jullie

  • ik, jij / je, hij, zij / ze, het, wij / we, jullie

Tegenwoordige tijd

  • ik

  • jij / je

  • u

  • hij

  • zij / ze

  • het

  • wij / we

  • jullie

Verleden tijd

  • ik

  • jij / je

  • u

  • hij

  • zij / ze

  • wij / we

  • jullie

  • zij / ze

Voltooid deelwoord

Aanvoegende wijs

Gebiedende wijs

Examples