Behoren
VerbInfinitief
Je moet weten wat er bij je past. Dit behoort tot jou.
Tegenwoordig deelwoord
De regels zijn behorend tot ons beleid.
De bijbehorende documenten zijn belangrijk voor het proces.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik behoor tot de beste studenten van de klas.
jij / je, u
Jij behoort tot deze groep.
hij, zij / ze, het
Hij behoort tot het team.
wij / we, jullie
Wij behoren bij de vereniging.
Verleden tijd
ik
Ik behoorde tot de traditionele vereniging.
jij / je, u
Jij behoorde altijd tot de besten.
hij, zij / ze, het
Zij behoorde toe aan het verleden.
wij / we, jullie
Wij behoerden tot die generatie.
Voltooid deelwoord
Hij heeft altijd gewenst te behoren tot de elite, maar dat is niet gelukt.
Gebiedende wijs
Behoor bij de beste, en geef je mening.
Behoort het voor jou te zijn?
Aanvoegende wijs
Moge hij behoren tot de groep die wint.
Examples
Dat boek behoort tot de klassiekers.
tegenwoordige tijd, indicatief