Dammen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het werkwoord 'dammen' verwijst naar het spelen van het bordspel dammen.
Infinitief
Ik ga dammen met mijn vrienden dit weekend.
Tegenwoordig deelwoord
Hij is dammend met veel plezier.
zij / ze
Zij is dammende gebleken om het spel te winnen.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik dam elke vrijdagavond.
jij / je
Jij damt heel goed!
u
U damt beter dan ik.
hij
Hij damt altijd met zijn opa.
zij / ze
Zij damt met haar vrienden.
het
Het damt langzaam maar zeker.
wij / we
Wij dammen elke zondag.
jullie
Jullie dammen regelmatig samen.
Verleden tijd
ik
Ik damde tijdens het kamp.
jij / je
Jij damde erg goed vorig jaar.
u
U damde geweldig in het toernooi.
hij
Hij damde tegen zijn broer.
zij / ze
Zij damde erg graag met haar vrienden.
wij / we
Wij damden samen afgelopen weekend.
jullie
Jullie damden met veel enthousiasme.
zij / ze
Zij damden tegen een sterke tegenstander.
Aanvoegende wijs
Als je wilt dat ik damme, zeg het dan.
Gebiedende wijs
Dam nu, voordat het te laat is!
Dam als je kunt!
Voltooid deelwoord
De wedstrijd is inmiddels gedamd.