Dealen
VerbInfinitief
Hij wil graag dealen met nieuwe partners.
Tegenwoordig deelwoord
Zij is dealend met verschillende bedrijven om een goede overeenkomst te vinden.
Met dealende partijen kan je vaak betere afspraken maken.
Tegenwoordig deelwoord
We hebben al veel gedeald tijdens de onderhandelingen.
Verleden tijd
ik
Ik dealde vorig jaar met verschillende leveranciers.
jij / je
Jij dealde goed met de uitdagingen die zich voordeden.
hij, zij / ze
Zij dealden met hun concurrenten over betere prijzen.
wij / we, jullie
Wij dealden in de afgelopen maanden met veel klanten.
Gebiedende wijs
Deal goed met je klanten!
Deal met de situatie zoals deze is.
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat je echt deale met deze situatie.