Drinken

Verb

Auxiliary Verb

hebben

werkwoord

Het werkwoord 'drinken' kan verwijzen naar het consumeren van vloeistoffen of het delen van een sociale activiteit.

Infinitief

Tegenwoordig deelwoord

Verleden tijd

  • ik

  • jij / je

  • u

  • hij

  • zij / ze

  • het

  • wij / we

  • jullie

Voltooid deelwoord

Tegenwoordig deelwoord

Aanvoegende wijs

Gebiedende wijs

Examples

  • Ik heb dorst, ik wil iets drinken.

    infinitief, neutraal

  • Zij is drinkend weggegaan.

    tegenwoordig deelwoord, neutraal

  • Jij dronk te veel op het feest.

    verleden tijd, neutraal

  • Drink het niet zo snel!

    gebiedende wijs, neutraal

  • Als jij drinke wilt, ga dan naar de bar.

    aanvoegende wijs, neutraal