Durven
VerbInfinitief
Ik moet echt durven om mijn mening te geven.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik durf niet te zwemmen in diepe wateren.
jij / je
Jij durft altijd de grootste avonturen aan te gaan.
u
U durft deze nieuwe ideeën zeker te omarmen.
hij, zij / ze, het
Hij durft zijn angsten te confronteren.
wij / we
Wij durven samen te werken aan dit project.
jullie
Jullie durven misschien te vragen wat niet duidelijk is.
Verleden tijd
ik
Ik durfde niet om haar te vertellen hoe ik me voelde.
jij / je
Jij durfde echt niet te geloven wat er gebeurde.
u
U durfde het aan om die vreemde plek te verkennen.
hij
Hij durfde nooit te zeggen wat hij dacht.
zij / ze
Zij durfde eindelijk haar dromen na te jagen.
het
Het dier durfde niet dichterbij te komen.
wij / we
Wij durfden niet van de weg af te wijken.
jullie
Jullie durfden met ons mee te gaan op avontuur.
zij / ze
Zij durfden samen te werken met onbekenden.
Voltooid deelwoord
Het was een gedurfde keuze om te veranderen van carrière.
Tegenwoordig deelwoord
Durvend staat hij op het podium om te spreken.
Durvende mensen krijgen vaak meer kansen in het leven.
Gebiedende wijs
Durf te dromen, want dat is belangrijk!
Durft iedereen naar voren te komen?
Aanvoegende wijs
Laat ons hopen dat hij durve meer risico's te nemen.
Examples
Neem een risico en durf meer!
imperative, verb