Gisteren

Adverb

←→

💡'Gisteren' geeft aan dat iets in het verleden is gebeurd.

gisteren

"Ik heb gisteren een boek gelezen."

begin van de zin
"Gisteren heb ik een boek gelezen."
Vroeg in de zin benadrukt wat er gisteren is gebeurd.
midden van de zin
"Ik heb gisteren een boek gelezen in het park."
Legt de nadruk op de actie (in dit geval 'gelezen') met de tijd erin.
eind van de zin
"Ik heb een boek gelezen gisteren."
Hier is de tijd minder belangrijk, het komt na de actie.

n.v.t.

"n.v.t."

Gisteren heeft geen vergelijkende vorm omdat het een specifieke tijdsaanduiding is.

n.v.t.

"n.v.t."

Gisteren heeft geen superlatieve vorm omdat het een specifieke tijdsaanduiding is.

with "vandaag"
"Vandaag is het mooier weer dan gisteren."
'Vandaag' en 'gisteren' zijn tegenstellingen in tijd.
with "morgen"
"Morgen gaan we dan verder, net zoals gisteren."
'Morgen' en 'gisteren' helpen om het tijdsframe te verduidelijken.

eerder
"Ik heb het eerder gedaan, maar niet gisteren."
Soms gebruikte voor een minder specifieke tijd in het verleden.
de vorige dag
"De vorige dag was er veel sneeuw, maar gisteren was het droog."
Formeler, meestal in geschreven Nederlands.

usage:Gebruik 'gisteren' om gebeurtenissen in het verleden aan te duiden.
position:Het is gebruikelijk om 'gisteren' vooraan de zin te plaatsen voor benadrukking.
register:'Gisteren' is geschikt voor zowel dagelijkse als formele gesprekken.