Jij
Pronoun1
persoonlijk voornaamwoord in de tweede persoon enkelvoud
aanspreking
(iemand aanspreken of aanspreking in een zin)
Jij bent altijd zo vriendelijk tegen anderen.
Kun jij me helpen met mijn huiswerk?
- Compound
Jij wilt graag naar de film, maar het is helemaal volgeboekt.
- Complex
Als jij je best doet, zul je zeker slagen voor je toetsen.
- Simple
Jij moet hard werken voor je examens.
- Present Tense
Je speelt vaak in het park.
- Past Tense
Jij speelde gisteren voetbal met je vrienden.
- Future Tense
Jij zult in de toekomst veel leren.
- Declarative
Jij lijkt heel blij vandaag.
- Imperative
Probeer jij wat meer te ontspannen!
- Interrogative
Heb jij je huiswerk al gemaakt?
- Context & Scenario
Jij koopt elke week brood bij de bakker.
Persoonlijke Aanspreking in een Intieme Setting
Twee personen in een zacht verlichte kamer, waarbij een persoon de ander vriendelijk aanspreekt, met aandachtige luisterhouding.
2
benadrukking van de tweede persoon enkelvoud
benadrukking
(om iets belangrijker te maken of om te benadrukken)
Jij moet echt eens naar dat nieuwe restaurant gaan!
Ik weet dat jij de beste oplossing hebt voor dit probleem.
- Simple
Jij hebt dit uitstekend gedaan!
Enthousiaste persoon wijst naar kleurrijk restaurantbord
Een enthousiaste persoon wijst naar een levendig restaurantbord met een uitnodigende sfeer.