Leren

Verb
1
Complex
Past Tense
Declarative
Context & Scenario
Compound
Present Tense
Imperative
Simple
Future Tense
Interrogative
Een jonge meid die geconcentreerd piano leert spelen, omgeven door dansende noten en een enthousiaste leraar in een kleurrijke klas.
Jong meisje leert piano spelen in een levendige klas
Een jonge meid die geconcentreerd piano leert spelen, omgeven door dansende noten en een enthousiaste leraar in een kleurrijke klas.
2
Compound
Future Tense
Imperative
Synonym
Idiomatic
Simple
Past Tense
Interrogative
Context & Scenario
Complex
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Context & Scenario
Related Word
Een jonge kind opruimend in een kleurrijke, futuristische slaapkamer vol geometrische vormen en modern meubilair.
Kind leert goede gewoontes in futuristische slaapkamer
Een jonge kind opruimend in een kleurrijke, futuristische slaapkamer vol geometrische vormen en modern meubilair.
3
Complex
Simple
Compound
Present Tense
Interrogative
Context & Scenario
Related Word
Past Tense
Imperative
Context & Scenario
Idiomatic
Future Tense
Declarative
Context & Scenario
Synonym
Een leraar die lesgeeft aan een groep studenten in een moderne klas; de leraar wijst op een digitaal scherm met beelden van de Tweede Wereldoorlog.
Leraar en studenten in een moderne klasomgeving
Een leraar die lesgeeft aan een groep studenten in een moderne klas; de leraar wijst op een digitaal scherm met beelden van de Tweede Wereldoorlog.
4
Compound
Past Tense
Interrogative
Complex
Future Tense
Imperative
Simple
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Een enthousiaste jonge man leert zijn vrienden kooktechnieken in een moderne keuken met een retro-futuristische stijl.
Enthousiaste kookles in een moderne keuken
Een enthousiaste jonge man leert zijn vrienden kooktechnieken in een moderne keuken met een retro-futuristische stijl.