Opmaken

Verb
1
Simple
Compound
Complex
Present Tense
Past Tense
Future Tense
Declarative
Imperative
Interrogative
Context & Scenario
Een jonge persoon staat voor een grote spiegel en brengt make-up aan, omringd door cosmetica als kwasten, oogschaduw en lipsticks.
Jongere Bereidt Zich Voor Met Make-up Voor Een Feestje
Een jonge persoon staat voor een grote spiegel en brengt make-up aan, omringd door cosmetica als kwasten, oogschaduw en lipsticks.
2
Simple
Compound
Complex
Present Tense
Future Tense
Past Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Related Word
Context & Scenario
Context & Scenario
Context & Scenario
Synonym
Idiomatic
Een vrouw die geconcentreerd aan een houten tafel zit, bezig met het organiseren van documenten met een veer en inktpot.
Vrouw organiseert documenten aan houten tafel
Een vrouw die geconcentreerd aan een houten tafel zit, bezig met het organiseren van documenten met een veer en inktpot.
3
Complex
Simple
Compound
Present Tense
Future Tense
Past Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Context & Scenario
Context & Scenario
Context & Scenario
Related Word
Synonym
Idiomatic
Surrealistische geometrische scène met een persoon die een budget voor een feest opstelt met geometrisch gevormde munten en kleurrijke begrotingsbladen.
Geometrische Feest Begroting in Surrealistische Stijl
Surrealistische geometrische scène met een persoon die een budget voor een feest opstelt met geometrisch gevormde munten en kleurrijke begrotingsbladen.