Roddelen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
De werkwoord 'roddelen' heeft een informele connotatie, vaak geassocieerd met het delen van geruchten of ongegronde verhalen.
Infinitief
Ik wil graag roddelen met mijn vrienden.
Tegenwoordig deelwoord
Zij is roddelend door het park gelopen.
De roddelende vrienden zaten in een café.
Tegenwoordig deelwoord
ik
Ik roddel vaak over beroemdheden.
jij / je
Jij roddelt altijd tijdens het koffie drinken.
u
U roddelt heel graag met uw vriendinnen.
hij
Hij roddelt soms over zijn collega's.
zij / ze
Zij roddelt altijd over het laatst besproken onderwerp.
het
Het roddelt zich hier heel goed.
wij / we
Wij roddelen samen tijdens de lunch.
jullie
Jullie roddelen vaak over de buren.
Verleden tijd
ik
Ik roddelde gisteren met mijn vrienden.
jij / je
Jij roddelde over de gebeurtenis van vorige week.
u
U roddelde over de oude verhalen.
hij
Hij roddelde afgelopen weekend heel veel.
zij / ze
Zij roddelde eerder vandaag over een film.
wij / we
Wij roddelden tijdens de reis naar Spanje.
jullie
Jullie roddelden over het afgelopen schooljaar.
Voltooid deelwoord
Ze hebben veel geroddeld op het feest.
Aanvoegende wijs
Roddele niet over anderen.
Gebiedende wijs
Roddelt niet teveel tijdens de les.
Roddelt meer met je vrienden.