Schonen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Dit werkwoord beschrijft het proces van het reinigen of het in een goede staat brengen van iets.
Infinitief
Ik wil mijn kleding schone voordat ik ze wegdoe.
Tegenwoordig deelwoord
Het gebruik van een schonend wasmiddel is beter voor het milieu.
Zij draagt een schonende zonnebrandcreme.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik schone de kamer elke week.
jij / je, u
Jij schoonst de tuin vandaag.
hij, zij / ze, het
Hij schoon de keuken na het koken.
wij / we
Wij schoon de vloer samen.
jullie
Jullie schoon de ramen voor het feest.
Verleden tijd
ik
Ik schoonde de auto gisteravond.
jij / je, u
Jij schoonde de tafel voor het diner.
hij, zij / ze, het
Zij schoonde de kamer voordat de gasten arriveerden.
wij / we
Wij schoonde het huis voor de verhuizing.
jullie
Jullie schoonde de tuin voor het feest.
Voltooid deelwoord
De vloer is grondig geschoond voor de nieuwe meubels worden geplaatst.
Aanvoegende wijs
Zorg dat alles schone voor je gaat slapen.
Gebiedende wijs
Schoon de tafel voor het diner!
Schoont de ramen voordat jij het huis verlaat!