Snappen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
De betekenis is begrijpen of doorgronden.
Infinitief
Ik wil leren snappen wat je zegt.
Tegenwoordig deelwoord
Hij is snappend door het boek gegaan.
Zij is snappende met haar vrienden.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik snap je punt.
jij / je
Jij snapt wat ik bedoel.
u
U snapt de situatie goed.
hij, zij / ze, het
Hij snapt echt weinig van de uitleg.
wij / we
Wij snappen de opdracht niet volledig.
jullie
Jullie snappen de les goed.
Verleden tijd
ik
Ik snapte het niet gisteren.
jij / je
Jij snapte niet wat er gebeurde.
u
U snapte de les vorige week.
hij, zij / ze, het
Zij snapte het antwoord niet.
wij / we
Wij snapten de informatie niet.
jullie
Jullie snapten de vraag verkeerd.
Voltooid deelwoord
Ik heb het altijd gesnapt.
Gebiedende wijs
jij / je
Snap wat ik zeg!
jullie
Snapt het snel!
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat hij snappe wat er aan de hand is.