Snel

Adjective

Attributive Forms

💡Als je 'snel' voor een zelfstandig naamwoord gebruikt, is het vaak 'snelle', zoals in 'de snelle auto'. Het ligt aan het lidwoord en het zelfstandig naamwoord of je 'snel' of 'snelle' gebruikt.

With Definite Article
snelle
"De snelle auto reed voorbij."
With Indefinite Article
snelle
"Ik zag een snelle hond rennen."
Without Article
snel
"Dit is een snel paard."

Predicative Form

💡Na werkwoorden als 'zijn' gebruik je 'snel': de trein is snel. Dan staat het los en niet voor een zelfstandig naamwoord.

snel
"De trein is snel."

Comparative

💡Om te vertellen dat iets sneller is dan iets anders, gebruik je 'sneller' of 'sneller dan', bijvoorbeeld: de fiets is sneller dan lopen.

Base Form
sneller
"De fiets is sneller dan lopen."
With "dan"
sneller dan
"Een haas is sneller dan een schildpad."

Superlative

💡Als je wilt zeggen dat iets het snelst van allemaal is, gebruik je 'snelst' na het werkwoord, of 'de snelste' voor een zelfstandig naamwoord.

Attributive
snelste
"Hij heeft de snelste computer."
Predicative
snelst
"De jaguar is het snelst van allemaal."