Spoelen

Verb

Auxiliary Verb

hebben

werkwoord

Used to describe the action of rinsing or flushing something.

Infinitief

Tegenwoordig deelwoord

Voltooid deelwoord

Tegenwoordige tijd

  • ik

  • jij / je

  • u

  • hij

  • zij / ze

  • het

  • wij / we

  • jullie

Verleden tijd

  • ik

  • jij / je

  • u

  • hij

  • zij / ze

  • wij / we

  • jullie

Gebiedende wijs

Aanvoegende wijs

Examples

  • Na het sporten spoel ik mijn gezicht met water.

    tegenwoordige tijd, indicatief

  • Hij heeft gespoeld voordat hij naar bed ging.

    voltooid deelwoord, indicatief