Spoelen
VerbAuxiliary Verb
hebben
regelmatig werkwoord
Het werkwoord 'spoelen' wordt vaak gebruikt in de context van schoonmaken of reinigen met water.
Infinitief
Ik wil de vaat gaan spoelen.
Tegenwoordig deelwoord
De kinderen zijn buiten aan het spoelend spelen met water.
Ik zie een spoelende rivier in de verte.
Voltooid deelwoord
De borden zijn inmiddels gespoeld en opgeborgen.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik spoel de groenten af voordat ik ze snijd.
jij / je
Jij spoelt de afwas in de gootsteen.
u
U spoelt de maling met water af.
hij
Hij spoelt zijn handen voor het eten.
zij / ze
Zij spoelt de was goed door.
het
Het spoelt niet goed af zonder zeep.
wij / we
Wij spoelen de vloer na het dweilen.
jullie
Jullie spoelen de groenten vlak voor het koken.
Verleden tijd
ik
Ik spoelde de handen na het spelen in de tuin.
jij / je
Jij spoelde de borden gisteren al af.
u
U spoelde de groenten voor het koken.
hij
Hij spoelde het zand van zijn voeten.
zij / ze
Zij spoelde het oude vuil van de muur.
het
Het spoelde snel weg met de regen.
wij / we
Wij spoelden de vloer gisteren met water.
jullie
Jullie spoelden de walvis met een slang.
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat hij spoele wat hij beloofd heeft.
Gebiedende wijs
Spoel de afwas voordat je ze in de kast zet!
Spoelt goed het shampoo uit je haren!
Examples
Spoel de rijst voordat je het kookt.
gebiedende wijs, directe instructie