Steen
deCommon Nounhard, natuurlijk materiaal dat uit mineralen bestaat en vaak gebruikt wordt voor bouw of decoratie
(steen als bouwmateriaal)
De muren van het oude kasteel zijn gemaakt van grote stenen.
Hij heeft een steen in de tuin voor decoratie neergelegd.
- Complex
Als je goed kijkt, zie je dat de stenen in de muur verschillend zijn van kleur en grootte.
- Present Tense
Steen is een sterk bouwmateriaal.
- Interrogative
Is dit de juiste steen als bouwmateriaal?
- Context & Scenario
Tijdens de les leerde de docent ons over verschillende soorten bouwmaterialen.
- Related Word
De architect vroeg ons of we nog meer informatie nodig hadden over het bouwmateriaal dat we gebruiken.
- Compound
De vloeren van ons huis zijn gemaakt van steen, en de muren zijn van baksteen.
- Future Tense
In de toekomst zullen nieuwere technologieën steen als bouwmateriaal vervangen.
- Imperative
Kies het beste bouwmateriaal voor je project!
- Context & Scenario
We gingen naar het werk om de nieuwe stenen te bekijken voor het project.
- Idiomatic
Deze muren zijn als een fort gebouwd, van steen en cement, en zullen vele jaren meegaan.
- Simple
Bouwmateriaal zoals steen wordt vaak gebruikt in de architectuur.
- Past Tense
Vroeger gebruikten ze veel meer natuursteen als bouwmateriaal.
- Declarative
Het bouwmateriaal is duurzaam.
- Context & Scenario
Ik heb nieuwe stenen gekocht voor mijn tuin.
- Synonym
Graniet is ook een populair materiaal dat vaak als bouwmateriaal wordt gebruikt.
kleine brok of stuk van dit materiaal
(een kleinere steen, bijvoorbeeld op de grond)
Ik zag een mooie, glanzende steen langs de weg liggen.
Naar het meer gooide hij een steen om te kijken of het water diep was.
- Compound
De kleine brok steen viel, en de kinderen keken ernaar.
- Complex
Toen hij het stuk steen oppakte, ontdekte hij dat het een mooie kleur had.
- Future Tense
Morgen zal ik een stuk steen meenemen naar school.
- Declarative
Dit stuk steen is uniek.
- Context & Scenario
Terwijl ik wandelde, zag ik een stuk steen op de grond.
- Context & Scenario
Tijdens ons uitje naar het strand, vond ik een mooi stuk steen.
- Simple
Dit stuk steen is erg zwaar.
- Present Tense
Ik vind een mooi stuk steen.
- Interrogative
Heb je dit stuk steen al gezien?
- Context & Scenario
In de klas leerden we over hoe stenen worden gevormd, en we zagen een stuk daarvan.
- Idiomatic
Die steen is een stuk van zijn verleden, dat draagt hij met zich mee.
- Past Tense
Gisteren vond ik een groter stuk steen in het park.
- Imperative
Kijk goed naar dat stuk steen!
- Synonym
Dat brok is een stuk van de berg.
- Related Word
De grond was bedekt met kleine stukken van verschillende stenen.
figuurlijke betekenis, zoals emoties of situaties die hard of koud zijn
(steen in emotionele zin)
Zijn hart is net zo hard als een steen na die ervaring.
Ze voelde zich als een steen, zonder emoties.
- Complex
Toen zijn vriend hem in de steek liet, voelde hij de hardheid in zijn hart toenemen, alsof er geen ruimte meer was voor liefde.
- Present Tense
Haar hardheid blijkt soms als ze geen medelijden toont.
- Interrogative
Voelt deze situatie voor jou ook zo hard aan?
- Context & Scenario
Tijdens de borrel was hij zo hard in zijn woorden dat niemand zich op zijn gemak voelde.
- Related Word
De situatie had een emotionele hardheid die moeilijk te hanteren was.
- Simple
Ze heeft een harde houding aangenomen na de teleurstelling.
- Future Tense
In de toekomst zal ze zijn hardheid wellicht beter begrijpen.
- Imperative
Toon geen hardheid; probeer begripvol te zijn.
- Context & Scenario
Na het verlies voelde ze een onverwachte hardheid in haar emoties.
- Synonym
Zijn koelbloedigheid is een teken van hardheid.
- Compound
Ze had haar hardheid verborgen, maar toen kwam haar pijn naar boven.
- Past Tense
Hij voelde de hardheid van de situatie toen hij hoorde dat hij zijn baan had verloren.
- Declarative
De hardheid van zijn woorden doet pijn.
- Context & Scenario
Op school leren we dat mensen soms hardheid tonen als ze zich bedreigd voelen.
- Idiomatic
Denk niet dat je altijd hard moet zijn; soms moet je gewoon je kwetsbaarheid tonen.
diminutief van steen, wat een kleine steen of een soortgelijke vorm impliceert
(steentje als kleiner object)
Het steentje in zijn schoen veroorzaakte veel ongemak.
Ze verzamelde steentjes op het strand.
- Simple