Stoppen
VerbAuxiliary Verb
hebben
regelmatig werkwoord
Het werkwoord 'stoppen' kan zowel letterlijk als figuurlijk gebruikt worden.
Infinitief
Ik wil stoppen met roken.
Tegenwoordig deelwoord
De stilstaande trein is stoppend op het perron.
De stoppende auto gaf aan dat hij een bocht wilde maken.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik stop met mijn studie.
jij / je
Jij stopt nu, toch?
u
U stopt ook voor het rode licht.
hij
Hij stopt altijd op tijd.
zij / ze
Zij stopt met werken om vakantie te vieren.
het
Het stopt nooit met regenen hier.
wij / we
Wij stoppen met het project als het niet goed gaat.
jullie
Jullie stoppen als de lichten uit zijn.
Mensen moeten stoppen met vervuiling.
Verleden tijd
ik
Ik stopte met het werk gisteren.
jij / je
Jij stopte net op tijd voor de bus.
u
U stopte toen het nodig was.
hij
Hij stopte met zijn hobby omdat hij er geen tijd voor had.
zij / ze
Zij stopte met het zingen tijdens de voorstelling.
het
Het stopte plotseling met regenen.
wij / we
Wij stopten om te pauzeren.
jullie
Jullie stopten met het voeren van de discussie.
De spelers stopten met het spel na het fluitsignaal.
Voltooid deelwoord
Ik ben gestopt met mijn cursus.
Aanvoegende wijs
Houd de stilte, stoppe met praten.
Gebiedende wijs
Stop met praten!
Stopt met het geluid maken!
Examples
Stop met de blaadjes bladeren.
gebiedende wijs, bevelend