Uitdoen

Verb
1
Compound
Past Tense
Imperative
Complex
Future Tense
Declarative
Context & Scenario
Simple
Present Tense
Interrogative
Een man lacht terwijl hij zijn sweater uitdoet in een zonnige woonkamer, omringd door een vrolijke familie.
Man Taak Kleding Uitdoen in een Gezellige Huiskamer
Een man lacht terwijl hij zijn sweater uitdoet in een zonnige woonkamer, omringd door een vrolijke familie.
2
Simple
Present Tense
Declarative
Simple
Related Word
Context & Scenario
Complex
Past Tense
Interrogative
Complex
Synonym
Compound
Future Tense
Imperative
Context & Scenario
Idiomatic
Een persoon in een gezellige woonkamer die een lamp uitschakelt, met warme verlichting en uitnodigende meubels.
Gezellige woonkamer met een persoon die een lamp uitschakelt
Een persoon in een gezellige woonkamer die een lamp uitschakelt, met warme verlichting en uitnodigende meubels.
3
Complex
Past Tense
Imperative
Context & Scenario
Idiomatic
Simple
Future Tense
Declarative
Context & Scenario
Synonym
Compound
Present Tense
Interrogative
Context & Scenario
Related Word
Een beveiligingsbeambte in een vintage kamer schakelt een grote antieke alarmbel uit.
Beveiligingsbeambte schakelt alarm uit in vintage kamer
Een beveiligingsbeambte in een vintage kamer schakelt een grote antieke alarmbel uit.