Vallen
VerbAuxiliary Verb
zijn
werkwoord
Dit werkwoord is een onregelmatig werkwoord met verschillende vervoegingen.
Infinitief
Ik wil niet vallen tijdens het spel.
Tegenwoordig deelwoord
De vallende bladeren zijn mooi in de herfst.
De vallende ster was een prachtig gezicht.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik val bijna van mijn stoel van het lachen.
jij / je
Jij valt altijd met de fiets als het regent.
u
U valt in de prijzen bij de loterij.
hij
Hij valt vaak in de ochtend uit bed.
zij / ze
Zij valt niet te stoppen met haar verhalen.
het
Het valt me op dat je anders doet.
wij / we
Wij vallen nu onder de nieuwe regels.
jullie
Jullie vallen in de categorie van nieuwe studenten.
Verleden tijd
ik
Ik viel van mijn fiets bij het kruispunt.
jij / je
Jij viel toen je aan het rennen was.
u
U viel tijdens de presentatie.
hij
Hij viel van het podium tijdens het optreden.
zij / ze
Zij vielen in de wedstrijd, maar gaven niet op.
het
Het viel niet mee om het probleem op te lossen.
wij / we
Wij vielen van verbazing toen we het zagen.
jullie
Jullie vielen in de prijzen na de wedstrijd.
Voltooid deelwoord
Ik ben gevallen tijdens het hardlopen.
Gebiedende wijs
Val niet van de trap!
Aanvoegende wijs
Moge dat je nooit meer valt!