Varen

Verb
1
Compound
Complex
Simple
Present Tense
Future Tense
Past Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Context & Scenario
Een winterse scène met vrienden in een kleurrijke boot op een bevroren rivier, omringd door sneeuwbedekte bomen.
Vrolijke winterse boottocht met vrienden op de rivier
Een winterse scène met vrienden in een kleurrijke boot op een bevroren rivier, omringd door sneeuwbedekte bomen.
2
Simple
Compound
Complex
Present Tense
Past Tense
Future Tense
Declarative
Imperative
Interrogative
Context & Scenario
Een zeilboot die de haven verlaat en de open wateren opvaart, met Amsterdam op de achtergrond.
Zeilboot Verlaat Haven in Amsterdam
Een zeilboot die de haven verlaat en de open wateren opvaart, met Amsterdam op de achtergrond.
3
Compound
Complex
Simple
Present Tense
Past Tense
Future Tense
Interrogative
Declarative
Imperative
Context & Scenario
Vrouwelijke instructeur leert zeilen op een traditionele zeilboot, met studenten in de achtergrond.
Zeezeilen leren: vrouwelijke instructeur op zeilboot
Vrouwelijke instructeur leert zeilen op een traditionele zeilboot, met studenten in de achtergrond.