Verstoppen
VerbInfinitief
Ik wil leren verstoppen in het spel.
Tegenwoordig deelwoord
De jongen is verstoppend in het spel.
De verstoppende speler is moeilijk te vinden.
Voltooid deelwoord
Het speelgoed is verstopt onder het bed.
Tegenwoordig deelwoord
Ik verstop me achter de deur.
Verleden tijd
ik
Ik verstopte het cadeau in de kast.
wij / we, jullie
Wij verstopten ons in het park tijdens het spel.
Gebiedende wijs
Verstop je goed voor de verrassing!
Verstopt het spel niet te ver!
Aanvoegende wijs
Als hij maar verstoppe in het spel!