Vertellen

Verb
1
Simple
Compound
Simple
Complex
Present Tense
Past Tense
Future Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Context & Scenario
Context & Scenario
Context & Scenario
Synonym
Related Word
Idiomatic
Een verteller die een groep vrienden boeit met een fantasieverhaal in een Barokke setting.
Verteller en Vrienden - Barokke Verhaalvertelling
Een verteller die een groep vrienden boeit met een fantasieverhaal in een Barokke setting.
2
Simple
Compound
Complex
Present Tense
Past Tense
Future Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Synonym
Compound
Future Tense
Imperative
Related Word
Context & Scenario
Context & Scenario
Idiomatic
Simple
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Context & Scenario
Context & Scenario
Related Word
Complex
Past Tense
Interrogative
Context & Scenario
Synonym
Idiomatic
Een leraar geeft uitleg aan betrokken studenten in een sfeervolle klaslokaal met een krijtbord.
Uitleg van testregels in het klaslokaal
Een leraar geeft uitleg aan betrokken studenten in een sfeervolle klaslokaal met een krijtbord.
3
Simple
Compound
Complex
Present Tense
Past Tense
Future Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Context & Scenario
Complex
Future Tense
Imperative
Context & Scenario
Idiomatic
Compound
Present Tense
Interrogative
Context & Scenario
Related Word
Simple
Past Tense
Declarative
Context & Scenario
Synonym
Idiomatic
Een levendige retro-futuristische scène van een persoon die een boodschap deelt met vrienden in een café.
Retro-futuristische cafescène met vrienden en storytelling
Een levendige retro-futuristische scène van een persoon die een boodschap deelt met vrienden in een café.