Want

deCommon Noun
1
Simple
Present Tense
Declarative
Simple
Present Tense
Imperative
Complex
Idiomatic
Complex
Future Tense
Imperative
Compound
Future Tense
Interrogative
Compound
Related Word
Compound
Past Tense
Interrogative
Complex
Past Tense
Declarative
Simple
Synonym
Een persoon in winterkleding met een dikke, gezellige want op een bevroren meer, omringd door besneeuwde bomen en heuvels.
Winterlandschap met persoon in want
Een persoon in winterkleding met een dikke, gezellige want op een bevroren meer, omringd door besneeuwde bomen en heuvels.
2
Compound
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Related Word
Complex
Past Tense
Imperative
Context & Scenario
Simple
Future Tense
Interrogative
Context & Scenario
Synonym
Idiomatic
Een jonge glimlachende meisje draagt te grote wanten terwijl ze op een pad in een groen park staat, omringd door een prachtig landschap met wolken en de zon.
Kind met grote wanten in de natuur
Een jonge glimlachende meisje draagt te grote wanten terwijl ze op een pad in een groen park staat, omringd door een prachtig landschap met wolken en de zon.
3
Simple
Future Tense
Complex
Past Tense
Declarative
Imperative
Compound
Present Tense
Interrogative
Context & Scenario
Retro-futuristisch beeld van kleurrijke wanten op een houten tafel met herfstbladeren en een kop warme chocolademelk, terwijl buiten sneeuw valt.
Retro-futuristische wanten op een houten tafel
Retro-futuristisch beeld van kleurrijke wanten op een houten tafel met herfstbladeren en een kop warme chocolademelk, terwijl buiten sneeuw valt.