Wanten
Verbbezig zijn om iets te doen, van plan zijn iets te doen
(iemand wil iets doen)
Ik wan het om vanavond te gaan sporten.
Ze wan om te studeren voor haar examen.
- Complex
Ik ben bezig om de nieuwste technologieën te begrijpen, terwijl ik ook mijn huidige project afmaak.
- Compound
Ik ben bezig met het schilderen van de muur, en dat kost veel tijd.
- Simple
Ik ben bezig om mijn huiswerk af te maken.
verlangen naar iets, iets willen hebben
(iemand verlangt naar iets)
Hij wan naar meer informatie over het project.
Zij wan naar een nieuwe smartphone.
- Compound
Ik verlang naar een vakantie aan het strand, maar ik moet eerst werken.
- Complex
Hoewel ik naar een vakantie verlang, heb ik niet genoeg geld.
- Simple
Ik verlang naar een vakantie aan het strand.
- Future Tense
Morgen zal hij verlangen naar zijn boek.
- Present Tense
Hij verlangt naar een betere toekomst.
- Past Tense
Gisteren verlangde zij naar haar oude vrienden.
- Declarative
Ik verlang naar meer vrije tijd.
- Interrogative
Verlang jij ook naar de zomer?
- Imperative
Verlang naar de mooie dingen in het leven!
- Context & Scenario
Na een lange week verlang ik naar een ontspannen weekend.
iets op een bepaalde manier wensen of wensen te zijn
(iemand heeft een verlangen of ambitie)
Hij wan rijk te zijn en de wereld rond te reizen.
Zij wan een bekende schrijver te worden.
- Simple
Ik wens gelukkig te zijn met mijn leven.
- Compound
Hij wenst een goed resultaat te behalen, maar hij moet harder studeren.
- Complex
Omdat zij zoveel van kunst houdt, wenst ze ooit een beroemde kunstenares te worden.
- Present Tense
Jij wenst een succesvolle carrière in de geneeskunde.
- Past Tense
Vroeger wenste hij elke dag dat hij kon zingen.
- Future Tense
In de toekomst zal zij wensen dat ze een eigen restaurant opent.
- Declarative
Zij wenst de waarheid te weten.
- Interrogative
Wens jij de beste versie van jezelf te worden?
- Imperative
Wens je meer tijd om te ontspannen!
- Context & Scenario
In de ochtend wens ik altijd dat ik meer tijd had om te ontbijten.