Wellen

Verb

Auxiliary Verb

hebben

regelmatig werkwoord

geeft een actie aan waar weken of door water verzachten van een substantie bij komt kijken

Infinitief

Tegenwoordige tijd

  • ik

  • jij / je

  • u

  • hij, zij / ze, het

  • wij / we

  • jullie

  • zij / ze

Verleden tijd

  • ik

  • jij / je

  • u

  • hij, zij / ze, het

  • wij / we

  • jullie

  • zij / ze

Voltooid deelwoord

Tegenwoordig deelwoord

Aanvoegende wijs

Gebiedende wijs

Examples

  • De druiven wellen nu al een uur lang.

    tegenwoordige tijd, indicatief