Wonen
Verbeen permanente of tijdelijke verblijfplaats hebben of kiezen
(iemand woont in een huis of appartement)
Zij woont al tien jaar in Amsterdam.
Hij woont in een klein huisje aan de rand van het bos.
- Simple
Mijn verblijf in Nederland is tijdelijk.
- Compound
Hij heeft een verblijf in een appartement, maar zijn ouders wonen in een huis.
- Complex
Het verblijf, dat ik voor de zomer heb gekozen, is dichtbij het strand.
- Present Tense
Ik heb een verblijf in een studentenkamer.
- Past Tense
Zij had vorig jaar een verblijf in een hotel.
- Future Tense
Volgend jaar zal ik een verblijf in een vakantiehuis boeken.
- Declarative
Hij heeft een leuk verblijf gevonden in het centrum.
- Interrogative
Heb jij een verblijf geboekt voor je reis?
- Imperative
Kies een verblijf dat bij je past!
- Context & Scenario
Na een lange dag werk ga ik naar mijn verblijf.
- Context & Scenario
In de klas leren we hoe je een verblijf aan kunt vragen in het buitenland.
- Context & Scenario
Tijdens het feest verbleef ik bij vrienden.
- Synonym
Mijn vriendin zei dat haar verblijf in Parijs heel leuk was.
- Related Word
Het verblijf heeft een prachtig uitzicht.
- Idiomatic
Ze voelt zich altijd op haar gemak tijdens haar verblijf in deze stad.
verblijven op een bepaalde plaats
(een persoon woont tijdelijk ergens)
Tijdens zijn vakantie woont hij in een hotel.
Zij woont tijdelijk bij haar zus in de stad.
- Compound
Ze heeft een verblijfplaats gevonden, en ze voelt zich daar gelukkig.
- Future Tense
Ik zal mijn verblijfplaats in Amsterdam boeken voor de volgende maand.
- Imperative
Kies een verblijfplaats waar je je op je gemak voelt!
- Context & Scenario
De verblijfplaats van de studenten tijdens hun uitwisseling was een gezellig hostel.
- Synonym
In de winter zoek ik altijd naar een warme verblijfplaats.
- Simple
De verblijfplaats van de reiziger is onbekend.
- Present Tense
Ik woon tijdelijk in een verblijfplaats aan het strand.
- Declarative
De verblijfplaats is goed geregeld voor de gasten.
- Related Word
In de zomer verblijf ik vaak in een verblijfplaats aan het water.
- Context & Scenario
Die kamer in de stad is een ideale verblijfplaats voor lange bezoekers.
- Idiomatic
Ze is daar blijven hangen, en nu heeft ze een nieuwe verblijfplaats gevonden.
- Complex
De verblijfplaats waar hij moest blijven, was ver van zijn vrienden.
- Past Tense
Ze verbleef laatst in een mooie verblijfplaats in de bergen.
- Interrogative
Heb je al een verblijfplaats geboekt voor je reis?
- Context & Scenario
Tijdens de conferentie verblijven veel deelnemers in dezelfde verblijfplaats in de stad.
- Synonym
Ik gebruik Airbnb om een verblijfplaats te vinden tijdens mijn reizen.
- Related Word
Laten we een verblijfplaats kiezen die dichtbij het centrum ligt.
je thuis voelen in een omgeving
(iemand voelt zich thuis waar hij of zij woont)
Ik voel me erg fijn waar ik nu woon.
Dit is echt een plek waar ik graag wil wonen.
- Complex
De plek waar ik opgroeide voelt nog steeds als thuis voor mij.
- Compound
Dit is mijn huis, en ik voel me er heel thuis.
- Simple
Thuis is waar je je op je gemak voelt.