Zij
Pronounpersoonlijk voornaamwoord dat verwijst naar een groep (vrouwelijk of gemengd)
(deze groepen mensen worden aangeduid als 'zij')
Zij zijn op vakantie in Spanje.
Zij hebben gisteren een feest gegeven.
- Complex
Zij, die vaak samen studeren, zijn erg succesvol in hun examens.
- Future Tense
Zij zullen naar het concert gaan volgende week.
- Imperative
Zij moeten hun huiswerk op tijd afmaken.
- Context & Scenario
Zij koken samen een traditionele maaltijd.
- Synonym
Hun groep, die altijd samenkomt, is erg hecht.
- Compound
Zij zijn vrienden, en zij steunen elkaar altijd.
- Present Tense
Zij maken een groepsproject voor school.
- Declarative
Zij werken hard aan hun presentatie.
- Context & Scenario
Zij plannen een weekendje weg naar de kust.
- Related Word
De groep vrienden besloot om samen te reizen.
- Simple
Zij genieten van hun tijd samen in de stad.
- Past Tense
Zij gingen naar de markt om groenten te kopen.
- Interrogative
Gaan zij samen uit vanavond?
- Context & Scenario
Zij delen hun ideeën voor het project in de klas.
- Idiomatic
Hoewel zij het moeilijk hebben, staan zij altijd voor elkaar klaar.
persoonlijk voornaamwoord dat verwijst naar een vrouw of vrouwen in de derde persoon enkelvoud
(een specifieke vrouw in de derde persoon)
Zij is mijn beste vriendin.
Is zij al thuis gekomen?
- Present Tense
Zij heeft een mooi boek gelezen.
- Compound
Zij is vandaag naar de markt gegaan, en ze heeft verse bloemen gekocht.
- Complex
Zij, die altijd vroeg naar bed gaat, heeft een goede nachtrust gehad.
- Present Tense
Zij werkt in een ziekenhuis.
- Past Tense
Zij bezocht vorig jaar Amsterdam.
- Future Tense
Zij zal volgend jaar naar Parijs reizen.
- Declarative
Zij praat altijd met haar vrienden.
- Interrogative
Is zij een goede zangeres?
- Imperative
Bel haar als je vragen hebt!
- Context & Scenario
Zij kookt elke avond voor haar gezin.
formeel of afgemaakte aanspreking in de derde persoon meervoud
(deze vorm wordt gebruikt in beleefde of officiële situaties)
Zij hebben de vergaderingen georganiseerd.
Zij zijn verantwoordelijk voor dit project.
- Complex
Hoewel ze formeel met elkaar praten, kunnen ze toch ontspannen zijn.
- Past Tense
Zij hadden formeel een afspraak gemaakt voor de vergadering.
- Imperative
Maak het formeel als je de uitnodiging verstuurt!
- Context & Scenario
In formele situaties moet je de juiste aanspreekvorm gebruiken.
- Synonym
Ze gaven een formeel verslag van de gebeurtenis.
- Compound
De directeur spreekt formeel, maar de werknemers voelen zich op hun gemak.
- Future Tense
Zij zullen formeel kennis maken met de nieuwe collega's.
- Declarative
Het team heeft formeel besloten om samen te werken.
- Context & Scenario
Tijdens de les moeten de studenten formeel met de leraar communiceren.
- Related Word
De formele bijeenkomst verliep zeer professioneel.
- Simple
De directeur spreekt formeel tegen de werknemers.
- Present Tense
Zij hebben formeel een voorstel gedaan.
- Interrogative
Spreken zij formeel tijdens de bijeenkomst?
- Context & Scenario
Bij het feest moet je formeel gekleed gaan.
- Idiomatic
In formele situaties is het belangrijk om je woorden zorgvuldig te kiezen.