Zijn
Verbbestaan of aanwezig zijn
(iets is of iemand is ergens)
Er zijn nog veel vragen onbeantwoord.
Het concert is vanavond in de grote zaal.
- Compound
Compound Sentence: "Er zijn wolken aan de hemel, en het zal waarschijnlijk regenen."
- Future Tense
Future Tense: "Er zullen veel artiesten op het festival zijn."
- Declarative
Declarative: "Er is veel te zien in het museum."
- Context & Scenario
Everyday Life: "Er zijn altijd verse groenten op de markt."
- Synonym
Synonym: "Er bestaan verschillende opvattingen over dit onderwerp."
- Simple
Simple Sentence: "Er zijn katten in de tuin."
- Past Tense
Past Tense: "Er waren geen stoelen meer vrij in het theater."
- Imperative
Imperative: "Wees aanwezig op de vergadering."
- Complex
Complex Sentence: "Hoewel er veel mensen op het strand zijn, was het water toch rustig."
- Present Tense
Present Tense: "Er zijn bloemen in de vaas."
- Interrogative
Interrogative: "Zijn er genoeg stoelen voor iedereen?"
- Context & Scenario
Social Situations: "Er zijn veel mensen op het feest vanavond."
- Context & Scenario
Work/School: "Er zijn belangrijke documenten in de kast die je nodig hebt."
- Related Word
Related Word: "Er is mogelijkheid voor promotie binnen het bedrijf."
- Idiomatic
Incorporating Idiomatic Expressions: "Er zijn slagen om de arm bij de onderhandelingen."
bestaan, leven, present zijn
(iemand is aanwezig op een plek of in een situatie)
Hij is vandaag op kantoor.
Er zijn veel mensen op het festival.
- Simple
Maria is hier.
- Past Tense
Vorige week was de directeur aanwezig bij de presentatie.
- Interrogative
Zou hij aanwezig zijn bij de bijeenkomst?
- Past Tense
De docent was aanwezig om alle vragen te beantwoorden.
- Interrogative
Is iedereen aanwezig op tijd?
- Imperative
Kom en wees aanwezig alsjeblieft.
- Future Tense
Zij zullen aanwezig zijn bij het concert van volgende week.
- Present Tense
Frans is meestal bij de vrijdagmiddagborrel aanwezig.
- Declarative
Ze zijn altijd aanwezig bij kerstdiners.
- Related Word
Zijn aanwezigheid is verplicht voor het examen.
- Complex
Omdat Anna ziek is, is ze niet aanwezig op het feest.
- Present Tense
Iedereen is nu in de vergaderzaal.
- Declarative
Er zijn veel mensen in de vergadering.
- Present Tense
Mijn broer is vaak aanwezig bij familie-etentjes.
- Declarative
Het team is aanwezig in de kantine voor een bespreking.
- Present Tense
De student is altijd aanwezig bij de lessen.
- Past Tense
Bij de boeklancering waren veel auteurs aanwezig.
- Interrogative
Zouden ze aanwezig zijn op het gala?
- Past Tense
Tijdens mijn vakantie, was er iemand elke dag aanwezig om de planten water te geven.
- Imperative
Blijf alert en wees erbij aanwezig!
- Idiomatic
Ik was door het oog van de naald aanwezig op de trainingsdag.
- Compound
Tom is aanwezig, maar hij is niet in de stemming om te praten.
- Future Tense
Morgen zal iedereen aanwezig zijn voor de fotosessie.
- Imperative
Wees aanwezig bij het interview!
- Future Tense
Ze zullen aanwezig zijn bij de diploma-uitreiking.
- Compound
In Nederland is het beleefd om aanwezig te zijn op tijd bij afspraken.
- Declarative
De acteur is tegenwoordig bij elke première aanwezig.
- Imperative
Zorg dat je aanwezig bent bij de vergadering!
- Future Tense
Volgende maand worden er meer mensen aanwezig verwacht op het evenement.
- Interrogative
Is de minister aanwezig bij de persconferentie?
- Synonym
Oppassen zijn vaak aanwezig bij kinderfeestjes.
jezelf noemen of beschrijven
(ik ben Jan)
Ik ben een student aan de universiteit.
Wie ben jij?
- Compound
Ik ben Anna en ik houd van schilderen.
- Simple
Ik ben Anna.
- Complex
Omdat ik Anna ben, probeer ik elke dag iets nieuws te leren.
bestaan of zich bevinden
(iets of iemand is aanwezig op een plaats)
Hij is op kantoor aan het werk.
Er zijn veel sterren aan de hemel.
- Compound
De winkel bestaat nog steeds, maar het cafΓ© is gesloten.
- Past Tense
De oude fabriek bestond tot het vorige jaar.
- Context & Scenario
De kat bestaat meestal op de bank.
- Synonym
De mogelijkheid is altijd voorhanden in plaats van te bestaan.
- Complex
Het oude gebouw, dat sinds de zeventiende eeuw bestaat, is nu een museum.
- Future Tense
Volgende maand zal er een nieuwe tentoonstelling in het museum bestaan.
- Interrogative
Bestaat er een goede Italiaan in de buurt?
- Context & Scenario
In de bibliotheek bestaat er een speciale sectie voor kinderen.
- Related Word
De oude boeken bevinden zich in de bibliotheek.
- Simple
Het boek bestaat op de plank.
- Present Tense
De bloemen bestaan in de tuin.
- Declarative
Er bestaat een oplossing voor elk probleem.
- Imperative
Bestaat in de kleine dingen!
- Context & Scenario
Tijdens het feest bestaan er veel mogelijkheden om te netwerken.
- Idiomatic
In Nederland bestaat geen plek zoals thuis.
de status of toestand aangeven
(iets of iemand bevindt zich in een bepaalde staat)
Hij is gelukkig met zijn nieuwe baan.
Het boek is interessant en boeiend.
- Simple
De toestand is ernstig.
- Present Tense
Wat is de huidige toestand van het project?
- Declarative
De toestand van de patiΓ«nt is stabiel.
- Simple
Mijn fiets bevindt zich in een goede toestand na de reparatie.
- Synonym
De situatie is verwarrend.
- Complex
Hoewel de toestand van zijn gezondheid verbeterd is, moet hij nog steeds voorzichtig zijn.
- Past Tense
De toestand van het huis was vorig jaar slecht.
- Interrogative
Is de toestand van de auto gecontroleerd?
- Simple
De leraar vroeg ons de toestand van onze projecten te evalueren.
- Related Word
Ze evalueerden de conditie van het oude schilderij.
- Compound
De machines werken nog, maar hun toestand is niet perfect.
- Future Tense
Binnenkort zal de toestand van de tuin verbeteren.
- Imperative
Controleer de toestand van de apparatuur.
- Simple
Tijdens het feest bespraken we de toestand van de wereldpolitiek.
- Idiomatic
Hij wist niet dat hij in een benarde toestand verkeert.
als koppelwerkwoord dat een toestand of eigenschap aangeeft
(iets of iemand heeft een bepaalde eigenschap of toestand)
Zij is erg blij met haar cadeau.
Het water is koud.
- Complex
Omdat zij moe is, blijft ze thuis.
- Simple
Zij is meestal erg aardig.
- Compound
De lucht is blauw en de zon is warm.
een toestand of identiteit aanduiden
(iemand of iets heeft een eigenschap of identiteit)
Zij is lerares op een basisschool.
Het weer is vandaag erg mooi.
- Compound
Het museum is open en de tentoonstelling is indrukwekkend.
- Future Tense
De trein zal morgen weer normaal rijden.
- Imperative
Wees voorzichtig, want de vloer is nat.
- Idiomatic
Het gras is altijd groener aan de andere kant.
- Complex
Hoewel het museum meestal gesloten is op maandag, is het vandaag speciaal open vanwege de nieuwe tentoonstelling.
- Past Tense
De trein was gisteren te laat door een storing.
- Declarative
De winkel is de hele dag open.
- Simple
Het water in de gracht is helder.
- Related Word
Mijn bureau is altijd opgeruimd.
- Simple
Het museum is open.
- Present Tense
De trein is op tijd.
- Interrogative
Is de winkel vandaag open?
aangeven dat iets ergens of in een bepaalde toestand is
(het boek is op de tafel)
De kat is op het dak.
Het strand is dichtbij.
- Simple
De auto staat voor het huis.
- Past Tense
Het kinderen speelden in de tuin gisteren.
- Declarative
Onze hond slaapt vaak op de bank.
- Present Tense
Ik zet mijn sleutels op het dressoir als ik thuiskom.
- Imperative
Plaats het boek op de plank naast de andere romans.
- Simple
De zoeker vindt de sleutel onder de mat.
- Simple
De bloemen staan prachtig in de vaas.
- Present Tense
Het cafΓ© bevindt zich naast het theater.
- Complex
Omdat het concert uitverkocht was, controleren we de locatie voor extra kaarten.
- Compound
Het park ligt aan de overkant van de straat en het zwembad is verderop.
- Future Tense
Morgen zal de vergadering in de conferentiekamer plaatsvinden.
- Imperative
Zet de melk in de koelkast!
- Past Tense
Hij heeft zijn laptop op de keukenbar laten liggen.
- Interrogative
Zou je willen weten waar de vergadering plaatsvindt?
- Complex
Zodra je de stad binnenkomt, vind je het restaurant aan de linkerzijde.
- Interrogative
Is er een locatie waar we kunnen lunchen?
- Simple
Zij houden de vergadering in de vergaderruimte.
- Complex
Het museum, dat in het centrum van de stad ligt, is elke dag open.
- Present Tense
De trein vertrekt van spoor drie.
- Interrogative
Ligt jouw telefoon op de tafel?
- Future Tense
We zullen het schilderij aan de muur hangen.
- Present Tense
De werkplaats is achter de winkel.
- Complex
Ik bedacht dat de beste plek voor de lamp op het nachtkastje is.
- Synonym
Op elke hoeks van de straat vind je een prachtig uitzicht.
- Related Word
Ze zat stil op haar plek in de klas.
gebruikt als hulpwerkwoord in de voltooide tijd
(iemand is ergens naartoe gegaan)
Hij is naar de winkel gegaan.
Zijn ouders zijn gisteren aangekomen.
- Simple
Zij is naar het park gefietst.
- Present Tense
Ik ben al vandaag naar kantoor gereden.
- Declarative
Sandra is vanochtend naar de markt geweest.
- Imperative
Ga niet zonder uitnodiging naar het feest!
- Compound
Ze is naar de sportschool gegaan, ook al regende het pijpenstelen.
- Related Word
Zijn verleden heeft invloed op zijn huidige keuzes.
- Compound
Hij is naar Amsterdam gegaan en heeft daar een museum bezocht.
- Future Tense
Hij zal naar het festival gegaan zijn tegen de avond.
- Past Tense
Ik ben naar de supermarkt geweest om verse groenten te kopen.
- Present Tense
Hij is naar een jazzconcert gegaan met zijn vrienden.
- Idiomatic
In het verleden is hij een keer zijn koffers kwijtgeraakt.
- Complex
Ze is niet alleen naar de bioscoop gegaan, maar ook naar de bibliotheek waar ze boeken heeft gelezen.
- Past Tense
Toen ik klein was, ben ik vaak naar het strand gefietst.
- Interrogative
Ben jij al naar de vergadering gegaan?
- Present Tense
Onze klas is naar het museum geweest voor een educatieve excursie.
- Synonym
Ik heb het verleden onderzocht om het heden beter te begrijpen.
de leeftijd van mensen aangeven
(iemand is een bepaalde leeftijd)
Zij is 25 jaar oud geworden.
Mijn opa is dit jaar 80.
- Complex
Hoewel hij tien jaar oud is, gedraagt hij zich als een volwassene.
- Future Tense
Volgend jaar wordt zij dertien jaar oud.
- Interrogative
Hoe oud is zij?
- Context & Scenario
Tijdens het feest vroegen ze hoe oud hij was geworden.
- Compound
Hij is tien jaar oud en zijn zus is twaalf.
- Present Tense
Hij is nu vijftig jaar oud.
- Declarative
Zij is vijf jaar oud.
- Context & Scenario
Mijn broer is nu dertig jaar oud.
- Synonym
Zij heeft dezelfde leeftijd als ik.
- Idiomatic
Hij kan de vijftig al ruiken, maar hij voelt zich nog jong.
- Simple
Hij is tien jaar oud.
- Past Tense
Vorig jaar werd hij veertig.
- Imperative
Vertel me jouw leeftijd.
- Context & Scenario
Op mijn werk vieren we de verjaardag van een collega die zestig wordt.
- Related Word
Zijn verjaardag volgde kort na die van zijn vader.
als hulpwerkwoord om de voltooide tijd te vormen
(wordt gebruikt in een zin met het voltooid deelwoord)
Hij is naar de winkel geweest.
Zij is naar school gegaan.
- Complex
Nadat ik ontbijt had gegeten, ben ik naar de markt gegaan.
- Compound
Ik heb mijn huiswerk gemaakt en ik heb het op tijd ingeleverd.
- Simple
De dokter heeft de patiΓ«nt onderzoeken uitgevoerd.
dingen met elkaar vergelijken of relateren
(wat is dat in verhouding tot dit)
Hoe groot is je huis vergeleken met het mijne?
Wat is belangrijker, tijd of geld?
- Complex
Als je de verhouding tussen de grootste en kleinste hoek in een driehoek kent, kun je andere eigenschappen berekenen.
- Future Tense
Zij zal de verhouding van suiker tot meel binnenkort aanpassen voor een betere smaak.
- Imperative
Breng de verhouding van azijn en olie in balans!
- Related Word
De leraar legde de verhouding tussen theorie en praktijk uit tijdens de les.
- Idiomatic
Hoe vind jij de verhouding van kosten en baten in dit project?
- Simple
De verhouding tussen lengte en breedte is belangrijk bij het bouwen van een tafel.
- Present Tense
De verhouding is 2:1.
- Declarative
De verhouding van werk tot vrije tijd is voor velen uit balans.
- Simple
In de supermarkt controleer ik altijd de verhouding van prijs tot kwaliteit.
- Complex
De verhouding tussen de hoeveelheid melk en cacao bepaalt of het een goede chocolademelk wordt.
- Compound
De verhouding tussen de kosten van een auto en een fiets is aanzienlijk, maar de voordelen van een auto zijn groter.
- Past Tense
Vorige week paste hij de verhouding van water tot rijst aan.
- Interrogative
Hoe beΓ―nvloedt deze verhouding de uiteindelijke smaak van het gerecht?
- Simple
Op het verjaardagsfeestje was de verhouding van volwassenen tot kinderen bijna gelijk.
fungeert als hulpwerkwoord
(wordt gebruikt in combinatie met een ander werkwoord)
Zij zijn aan het rennen in het park.
Wij zijn begonnen met de voorbereidingen.
- Simple
Ik zal het boek lezen.
- Present Tense
Zij zijn elke ochtend om zeven uur aan het joggen.
- Declarative
Jij bent sneller dan ik.
- Present Tense
Elke morgen ben ik aan het ontbijt maken.
- Interrogative
Ben je klaar met je huiswerk?
- Declarative
Tijdens de vergadering zijn we het eens geworden over de nieuwe strategie.
- Future Tense
Volgende maand zal hij een nieuwe baan hebben.
- Declarative
Ik ben van plan om vanavond pizza te bestellen.
- Synonym
Als alternative, ik zal de brief morgen sturen.
- Interrogative
Hij lijkt altijd het gras groener aan de overkant te zien, maar hij is begonnen met het waarderen van wat hij heeft.
- Complex
Omdat hij moe was, heeft hij besloten om vroeg te slapen.
- Past Tense
Wij hadden de auto geparkeerd voordat het begon te regenen.
- Interrogative
Was je de auto al aan het wassen?
- Future Tense
Morgenavond zullen zij dansles hebben.
- Present Tense
Hij staat altijd vroeg op om te mediteren.
- Interrogative
Zou je dit formulier willen invullen?
- Declarative
Op het werk gebruiken we dagelijks hulpwerkwoorden bij het schrijven van rapporten.
- Declarative
Bij het vak Nederlands leren we hoe hulpwerkwoorden werken.
- Related Word
Hij probeert het probleem op te lossen met zijn kennis.
- Compound
Hij heeft de deur gesloten en daarna ging hij naar bed.
- Future Tense
Ik zal het huis schilderen wanneer het minder warm is.
- Imperative
Ga je maar rustig zitten terwijl ik thee zet.
- Past Tense
Hij was bezig met het schrijven van een rapport voor het werk.
- Imperative
Pak je boeken en ga naar de bibliotheek.
- Past Tense
Ze waren al aan het koken toen de gasten kwamen.
- Imperative
Vul het glas met water en geef het aan mij.
- Declarative
Tijdens het diner hebben we gediscussiΓ«erd over het gebruik van hulpwerkwoorden.
aangeven van bezit in de betekenis van "van [persoon]"
(het boek is van haar)
Deze fiets is van mijn zus.
Is dit jouw pen?
- Compound
Het huis is van Jan, maar de tuin is van zijn ouders.
- Present Tense
Het huis is van mij.
- Declarative
Dit schilderij is van mijn grootmoeder.
- Simple
De jas is van mijn broer.
- Simple
Deze laptop is van de baas.
- Idiomatic
Dat oude boek is zijn trots en vreugde.
- Simple
De auto is van Lisa.
- Past Tense
De schilderij was van hem.
- Imperative
Maak duidelijk van wie deze tas is!
- Synonym
De fiets is van de buurman.
- Complex
Het boek, dat van de leraar is, ligt op tafel.
- Future Tense
De hond zal van Thomas zijn.
- Interrogative
Is dit boek van jou?
- Simple
Dat bureau is van de leraar.
- Related Word
De rugzak behoort haar toe.