Een

Pronoun
1
Simple
Compound
Present Tense
Past Tense
Future Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Context & Scenario
Complex
Context & Scenario
Context & Scenario
Synonym
Related Word
Idiomatic
Lively kind dat vrolijk een hand opgestoken heeft in een park.
Kind in een park dat hulp vraagt
Lively kind dat vrolijk een hand opgestoken heeft in een park.
2
Simple
Complex
Compound
Present Tense
Past Tense
Future Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Context & Scenario
Context & Scenario
Context & Scenario
Synonym
Related Word
Idiomatic
Een vrolijke hond die speelt met een onbepaald object in een park, met schaduwrijke bomen op de achtergrond.
Hond Speelt Met Onbepaald Object In Park
Een vrolijke hond die speelt met een onbepaald object in een park, met schaduwrijke bomen op de achtergrond.