Reizen
Verbvan de ene plaats naar de andere plaats gaan, vaak voor recreatie of werk
(iemand gaat op vakantie)
Wij reizen dit jaar naar Spanje voor de zomer.
Zij reist elke week naar Amsterdam voor haar werk.
- Compound
Ik ga op vakantie naar Frankrijk, maar ik moet eerst mijn werk afmaken.
- Past Tense
Vorige zomer gingen we op vakantie naar Kroatië.
- Interrogative
Ga je dit jaar ook op vakantie?
- Context & Scenario
In de klas leren we over vakantiebestemmingen in Europa.
- Related Word
Het vakantiehuis aan de zee is prachtig.
- Complex
Als de vakantie begint, zullen we naar een eiland reizen.
- Present Tense
Wij genieten van onze vakantie in de bergen.
- Declarative
Hij gaat op vakantie, wat goed voor zijn gezondheid is.
- Context & Scenario
Ik ga tijdens mijn vakantie wandelen in de natuur.
- Synonym
Mijn broer zit momenteel in een resort, dat is zijn favoriete vakantiebestemming.
- Idiomatic
Na de vakantie ben ik weer helemaal opgeladen.
- Simple
Ik ga op vakantie naar Italië.
- Compound
Ik ga op vakantie, maar ik moet ook werken.
- Complex
Wanneer ik op vakantie ga, wil ik nieuwe dingen ontdekken.
- Simple
Ik ga op vakantie naar Italie.
- Future Tense
Volgend jaar zal ik op vakantie naar Japan gaan.
- Imperative
Neem een vakantie om te ontspannen!
- Context & Scenario
Tijdens de vakantie organiseren we een barbecue met vrienden.
een afstand afleggen met een voertuig
(met de trein of auto reizen)
Hij reist dagelijks met de bus naar school.
Het is gemakkelijk om per fiets te reizen in deze stad.
- Simple
Ik neem een voertuig om naar het werk te gaan.
- Present Tense
Zij reist vaak met een voertuig.
- Interrogative
Wat voor voertuig gebruik jij dagelijks?
- Complex
Als het regent, gebruik ik mijn voertuig om droog te blijven.
- Future Tense
Volgende maand zal ik met een voertuig naar Frankrijk rijden.
- Declarative
Het voertuig is snel en comfortabel.
- Context & Scenario
Ik gebruik mijn voertuig om boodschappen te doen.
- Compound
Hij heeft een voertuig, en zijn broer heeft ook een auto.
- Past Tense
Vorige week legde ik een grote afstand af met een voertuig.
- Imperative
Neem een voertuig en kom op tijd aan!
- Complex
Als je met een voertuig reist, moet je altijd op verkeersborden letten.
- Present Tense
Zij reist met een voertuig naar haar werk.
- Declarative
Het voertuig rijdt snel op de snelweg.
- Context & Scenario
Op school leren we over verschillende soorten voertuigen.
- Idiomatic
Met de fiets kun je makkelijk een afstand afleggen met een voertuig, zonder veel verkeer.
- Simple
Een voertuig kan snel van de ene plaats naar de andere komen.
- Past Tense
Hij legde een lange afstand af met zijn voertuig.
- Imperative
Neem een voertuig om sneller te reizen!
- Context & Scenario
Ik gebruik vaak een voertuig om boodschappen te doen.
- Synonym
Een auto is een populair voertuig in Nederland.
- Compound
Ik gebruik mijn auto als voertuig, maar mijn vriend gebruikt zijn fiets.
- Future Tense
Ik zal morgen met een voertuig naar de stad rijden.
- Interrogative
Gebruik je voertuig om naar het concert te gaan?
- Context & Scenario
We gaan met vrienden ergens heen met ons voertuig.
- Related Word
Die wagen is een uitstekend voertuig voor lange ritten.
de tijd doorbrengen met verkenning van verschillende plaatsen
(een rondreis maken)
Zij reist door Europa om verschillende culturen te ontdekken.
Wij willen in de toekomst meer landen reizen en verkennen.
- Simple
Verkenning van nieuwe steden is altijd spannend.
- Present Tense
We leren tijdens onze verkenning over de geschiedenis van de plaatsen die we bezoeken.
- Declarative
De verkenning van dit gebied is noodzakelijk.
- Context & Scenario
In de klas bespreken we het belang van verkenning voor wetenschappelijk onderzoek.
- Compound
Ik hou van reizen, en verkenning van onbekende gebieden maakt het nog leuker.
- Past Tense
Gisteren ging ik op verkenning in een oud kasteel.
- Interrogative
Is er iets interessants dat wij nog moeten verkennen?
- Context & Scenario
Tijdens mijn vakantie breng ik de tijd door met verkenning van lokale markten.
- Synonym
De ontdekkingsreis is de meeste spannende verkenning die je kunt maken.
- Compound
Hij houdt van verkenning, en zijn vrienden zijn ook geïnteresseerd in reizen.
- Present Tense
Wij verkennen nieuwe plekken elke zomer.
- Declarative
Verkenning van de stad kan erg leuk zijn.
- Synonym
Hij is een avonturier, altijd op zoek naar nieuwe verkenningen.
- Complex
Hoewel ze weinig tijd hebben, willen ze de stad verkennen.
- Future Tense
Volgend jaar zullen we een verkenningstocht naar Frankrijk maken.
- Imperative
Laten we dit unieke park verkennen!
- Context & Scenario
Als ik met vrienden uitga, proberen we altijd nieuwe restaurants te verkennen.
- Simple
Hij houdt ervan om zijn tijd door te brengen met verkenning.
- Past Tense
Vorige maand verkenden ze de mooiste plekken van Nederland.
- Interrogative
Heb jij plannen voor verkenning deze vakantie?
- Context & Scenario
In de klas leerden we over het verkennen van verschillende landen en hun tradities.
- Idiomatic
Zij wil het liefst de wereld verkennen, wat haar 'dromen najagen' betekent.
- Context & Scenario
Tijdens een kampeertocht hebben we veel tijd besteed aan verkenning van de natuur.
- Related Word
De verkenning van de nieuwe stad voelde als een grote ontdekkingstocht.
- Complex
De verkenning van de verschillende bezienswaardigheden in Amsterdam, die rijk is aan cultuur, duurt dagen.
- Future Tense
Morgen zullen we beginnen met de verkenning van de duinen.
- Imperative
Laten we deze zomer met verkenning beginnen!
- Context & Scenario
Bij de borrel deelden we verhalen over onze verkenningen langs de Nederlandse kust.
- Related Word
Verkenners staan bekend om hun moed en avontuur.
- Idiomatic
Wij steken altijd de handen uit de mouwen als het gaat om verkenning ontbrekende plaatsen.
bewegen van een plaats in de zin van een langere periode of reis
(een lange reis maken)
Ze zijn al maanden aan het reizen door Azië.
Reizen met kinderen kan soms een uitdaging zijn.
- Simple
De lange reis naar Amsterdam was vermoeiend.
- Compound
Ze maakten een lange reis naar de bergen, en ze genoten van het landschap.
- Present Tense
Ik maak vandaag een lange reis naar mijn familie.
- Declarative
Het is essentieel om goed te plannen voor een lange reis.
- Context & Scenario
De lange reis naar mijn bestemming voelde eindeloos aan.
- Synonym
Deze expeditie is een lange reis, ook al lijkt het kort.
- Complex
Als je een lange reis maakt, is het belangrijk om genoeg pauzes te nemen.
- Future Tense
Volgende week zal ik een lange reis naar Londen maken.
- Imperative
Plan goed voor je lange reis!
- Context & Scenario
We besloten om vrienden mee te nemen op onze lange reis.
- Interrogative
Tijdens de lange reis vielen ze in slaap en kwamen ze pas na een paar uur weer bij.
- Simple
De lange reis naar Nederland duurde meer dan twaalf uur.
- Past Tense
Gisteren maakten we een lange reis naar Parijs.
- Interrogative
Maak je je zorgen over de lange reis die we gaan maken?
- Context & Scenario
Tijdens school leerden we over de lange reizen van ontdekkingsreizigers.
- Related Word
Een agréable reis heeft veel voordelen voor je welzijn.