Vier
de-hetCommon Noungetal tussen drie en vijf, dat volgt op drie
(vier als een aantal of hoeveelheid)
Ik zie vier sterren aan de lucht.
Op de tafel staan vier boeken.
- Compound
De bal is blauw, maar ik heb vier andere ballen.
- Past Tense
Vorige maand had ik vier uur om mijn huiswerk af te maken.
- Interrogative
Hoeveel fietsen staan er in de tuin? Zijn het er vier?
- Context & Scenario
In de klas zijn er vier leerlingen die goed kunnen rekenen.
- Related Word
Het kwadraat van vier is zestien.
- Simple
Er zijn vier appels in de mand.
- Present Tense
Ik heb vier vrienden uitgenodigd voor het feest.
- Declarative
Er zijn vier stoelen in de eetkamer.
- Context & Scenario
We hebben vier verschillende soorten kaas gekocht.
- Synonym
Het getal vier is een even nummer.
- Complex
Hoewel ik vier uur heb geslapen, voel ik me nog moe.
- Future Tense
Morgen zal ik vier opdrachten indienen.
- Imperative
Neem vier koekjes voor jezelf.
- Context & Scenario
Tijdens de borrel zaten er vier mensen aan de tafel.
- Idiomatic
Ik heb vier proberen te sparen, maar het is niet gelukt.
een vierkant of een figuur met vier zijden
(de vorm heeft vier hoeken)
De tekening bestaat uit een grote vier.
We hebben een vier van karton gemaakt voor het project.
- Compound
De figuur is een vierkant, en het lijkt op een rechthoek.
- Simple
De figuur is een vierkant met gelijke zijden.
- Complex
De figuur die ik heb getekend, is een vierkant met vier hoeken.
- Present Tense
Dit is een figuur met vier zijden.
- Imperative
Teken een figuur met vier hoeken!
- Context & Scenario
Laten we een figuur maken voor de presentatie.
- Idiomatic
Die vierkante figuur is niet mijn sterkste punt, maar ik probeer mijn best te doen.
- Past Tense
Gisteren maakten we een grote figuur van papier.
- Interrogative
Wat voor figuur maak jij?
- Context & Scenario
Bij het schilderen gebruiken we verschillende figuren.
- Related Word
De geometrische figuren worden vaak gebruikt in techniek.
- Future Tense
Morgen gaan we een nieuwe figuur ontwerpen.
- Declarative
De figuur is symmetrisch.
- Context & Scenario
In de wiskundeles leren we over figuren zoals vierkanten en rechthoeken.
- Synonym
Een synoniem voor figuur in deze context is vorm.
een speelkaart met het getal of symbool vier
(de vier van harten in een kaartspel)
Hij heeft de vier van schoppen bewaard in zijn collectie.
Ik heb de vier van harten getrokken in het spel.
- Complex
De kaart die ik wilde, de vier van schoppen, kwam niet uit het spel, omdat ik te laat was.
- Future Tense
Morgen zal ik de vier van schoppen gebruiken in het spel.
- Interrogative
Welke kaart is de vier van schoppen in deze uitgave?
- Context & Scenario
In de klas leren we over de waarden van de kaarten, inclusief de vier.
- Related Word
Een deck kaarten bevat de vier van harten.
- Simple
De vier van diamanten is een krachtige kaart.
- Past Tense
Gisteren speelde ik met de vier van klaveren.
- Imperative
Speel met de vier van harten als je kunt!
- Context & Scenario
Op het feestje hebben we een kaartspel gespeeld met de vier van harten en de vier van schoppen.
- Idiomatic
Met de vier van harten ben je in de winnende hand!
- Compound
De vier van harten is mijn favoriete kaart, maar de vier van klaveren is ook mooi.
- Present Tense
Ik speel met de vier van harten in deze ronde.
- Declarative
De vier van harten is een belangrijke kaart in het spel.
- Context & Scenario
Ik heb de vier van harten goed bewaard in mijn hand.
- Synonym
De vier van harten is ook wel bekend als een hartenkaart.
een groep van vier personen of dingen
(met vier mensen samen zijn)
We gaan met vier naar het concert.
Ze zijn met vier vrienden naar de film gegaan.
- Compound
Er zijn vier van ons in de groep, en we hebben een plan gemaakt.
- Complex
Als we met een groep van vier zijn, kunnen we makkelijker samenwerken.
- Simple
Er is een groep van vier collega's.
- Present Tense
Ik zie een groep van vier personen in het park.
- Past Tense
Gisteren waren er vier mensen in de groep.
- Future Tense
Morgen zullen er vier mensen in onze groep zijn.
- Declarative
De groep is met vier vrienden.
- Interrogative
Zijn er vier mensen in de groep vandaag?
- Imperative
Sluit je aan bij de groep van vier mensen!
- Context & Scenario
Na school zijn we met vier samen in het café.